63 Nederlandschen ryder, dobbelen stuy ver, enckelen stuyver, het oorken en het duytken ten advenant van 4 p. vis. van elcken penninck". Broekema vermeldt, dat van 20 Nov. 1637 tot 3 January 1642 o.a. zijn geslagen: dubbele stuivers en Nederlandsche rijders. De enkele stuiver, het duytken en het oorken worden daar niet vermeld. In Mr. Besier's „Be Muntmeesters en hun muntslag in de provinciale en stedelijke munthuizen" vinden wij, dat geslagen zijn over de jaren 16301637 2) 16301635 Gouden dukaten. 16301636 Halve gouden rijders en Rijksdaalders met den halven man. 16321637 Leeuwendaalders. 1633 Dubbele stuivers. Iti de jaren 16371645 zijn vervaardigd: 16371640 Heele en halve rijders. 16431645 Idem. 16381645 Gouden dukaten. 16421645 Rijksdaalders met den halven man. 1637—1645 Leeuwendaalders. 16371642 Dubbele stuivers. In de jaren 16451650: 16451650 Dubbele gouden dukaten en halve gouden rijders. 16461650 Rijksdaalders met den halven man. 16451650 Leeuwendaalders. 16461647 Dubbele stuivers. 3) De stempels van vele dezer munten zullen door Looff zijn gesneden of gewijzigd. Het ligt niet in onze bedoeling deze te beschrijven of af te beelden, te meer daar de stempelsnijder van de Zeeuwsche munt niet vrij in het ontwerpen van zijn munt- beelden was en aan vaste bepalingen gebonden, zoodat men naar dergelijke stukken diens artistieke verdienste niet mag beoordeelen. J) J. Broekema. Geschiedenis der Zeeuwsche Muntenz. Middelburg, J. C. en W. Altorffer 1881, blz. 401. Archief Zeeuwsch GenVde deel, 2de stuk. 2) Mr. L. W. A. Besier. De muntmeesters en hun muntslag in de provinciale en stedelijke munthuizen van de Republiek der Ver. Nederlanden en van de Bataaf- sche republiek en in de Utrechtsche Munt van het Kon. Holland en tijdens de inlijving bij het Fransche keizerrijk, blz. 58. 3) Broekema geeft eenigszins andere data op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 127