75
wel, dat zij meer is eene verordening tegen het te vroeg delven
en drogen der meede, dan eene keur op de bereiding, maar er
volgt uit, dat er meekrap-cultuur in de omgeving was en dit niet
alleen, maar ook dat men reeds ervaring had, welke de beste tijd
van delven was. Dit wijst dus zonder twijfel op eene reeds ge-
ruimen tijd bestaande cultuur.
Van ouderen datum dan de keur van Reimerswaal is de
ordonnantie van Zierikzee van 10 Sept. 1457, die vrij volledige
bepalingen bevat omtrent de eiscben, die bij de keuring werden
gesteld aan meekrap.
Deze ordonnantie en de nieuwe van 15 Aug. 1497 zijn beide
opgenomen in de in 1908 uitgegeven „Rechtsbronnen van Zie
rikzee" van Mrs. W. Bezemer en A. S. de BlÉcoürt.
Eigenaardig mag het wel heeten, dat in dit werk niet is opge
nomen het privilegie, dat Karei V op 7 November 1531 aan
Zierikzee verleent en waarin o. m. woordelijk wordt voorge
schreven
„dat men gheen meede en sal mogen voeren vuten lande van
„Schouwen tenzij dat die eerst -gekeurt zij binnen onser
„voirsz stede van Zierexee op te verbeurnisse van deselve meede".
Dit privilegie had eene verstrekkende beteekenis en waarde voor
Zierikzee, want daardoor werd de stad als vanzelf stapelplaats van de
meekrap en ontwikkelde zich een aanzienlijke handel in het artikel.
Herhaaldelijk heeft men getracht zich in Schouwen aan deze
keur te onttrekken.
In 1536 (21 Jan.) wordt besloten, dat de ineede van Brouwers
haven moet gekeurd worden te Zierikzee.
Uit de raadsnotulen van 24 Sept. 1687 blijkt, dat te Noord-
welle een nieuwe stoof is gebouwd en wordt den boekhouder
aangezegd geen enkele baal mee, aldaar gereed, te verhandelen of
te vervoeren zonder alvorens ter keure te zijn gebracht.
De lioentmeester te Brouwershaven wordt gequalificeerd balen
mee uit de stoof te Noordwelle, aldaar aangebracht, aan te halen.
De ambachtsheer van Welland verzet zich eveneens tegen de
keuring te Zierikzee.
Het geschil wordt voor het Hof gebracht en Zierikzee in het
gelijk gesteld.