79 1845, nam een drietal conclusiën over dit onderwerp aan, waarvan de eerste berustte op de zoo even vermelde motieven: 1°. Omdat die voorschriften slechts van kracht waren in sommige gedeelten des Rijks. De twee volgende conclusiën 2°. Oindat geen wezenlijk bewijs van indentiteit der gekeurde vaten bestond en 3°. Orndat de deskundige vertrouwde personen tot het doen der keuringen meestal ontbraken, behoeven geene nadere toelichting. Noodgedrongen legt de Z. L. M. z.ich dus neêr bij de af schaffing der aloude keuring, maar zij stelt in dezelfde ver gadering eene commissie in tot onderzoek van middelen, welke dienen te worden aangewend tot aanmoediging der cultuur en verbetering der bereiding ten einde met den zoo toenemenden aanvoer der vreemde meesoorten te kunnen concurreeren. Op het zaakrijk rapport dezer commissie, gedateerd 22 Mei 1846, dat niet meer handelde over de keuring, maar over ver beterde bereiding, kom ik terug bij de meestoven en het „reeden". Toen Liebërman en Giiaefe in 1868 de alizarine fabriekmatig wisten te bereiden uit koolteer, kon de meekrap den strijd niet volhouden. Met taaie volharding is hier en daar de cultuur door sommige boeren nog volgehouden. Tijdelijke hausses in den prijs deden de teelt enkele jaren ietwat opfleuren, maar geleidelijk moest de cultuur geheel ten ondergaan, zoodat zij nu alleen nog voortleeft in de herinnering der ouderen, maar eene volgende generatie zich nog slechts den naam zal herinneren, maar ook niet meer. DE CULTUUR. De meekrap, meede of mee behoort tot de Rubiacaeën en is bekend onder den wetenschappelijken naam van Rubia tinctorum. Zij werd met goed gevolg op verschillende kleigronden ge kweekt. De lichtere gronden (zavelgronden) leenden zich wel voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 163