82 De kiemen werden daarna vervoerd naar het daartoe bestemde stuk land, waar de reeds vermelde bedden met eene speciaal daartoe dienende gebogen eg (egge) waren afgevlakt en met een hark alle kluiten in de voren waren getrokken. Het benedeneind der kiemen werd tot zoover zij rood waren, en dus tot het groen, in een dunne modder gedompeld. Deze modder verkreeg men door vrij drogen grond te mengen met water, waartoe echter geen slootwater gebruikt werd, omdat het meestal zout was. Naar de grootte van het bedrijf werden de kiemen geplant door 2, 4, 6 of 8 man en dit planten heette „zetten". Ter weers zijde van ieder bed één man. De man ter linkerzijde van het bed knielde op zijn rechterknie en hield in zijn rechterhand den „zetstok". Met dezen zetstok maakte hij schuin achterwaarts eene insnijding in het bed en plantte („zette") daarin twee kiemen. De man ter rechterzijde van het bed knielde op zijn linkerknie, hanteerde den zetstok met de linkerhand en plantte („zette") met zijn rechterhand eveneens twee kiemen naast de zooeven genoemde. Aldus waren dwars op het bed vier kiemen geplant, die met den rug van de hand even werden aangedrukt. De kiemen vormden ongeveer een hoek van 40 a 45° met den grond. Deze vier kiemen op ouderlingen afstand van ongeveer 6 c.M. noemde men een slag of ree. Van slag tot slag was de afstand 24 tot 27 c.M. in verband met het voornemen 2 of 3-jarige mee te kweeken. Yoor de zetters uit was een jongen, de kiemjongen of kiem- aangever, die de mand kiemen bij eindjes voortkruide en kleine handjes vol aan de zetters voorlegde. Vóór hem, den kiemjongen, uit, maar na den „oprechter" (den man, die de bedden afharkte) was nog een andere jongen, die met den reêmeter, slagmeter of passer lichte afdrukken op den mulligen grond markeerde om den afstand der slagen aan te geven. Het spreekt vanzelf, dat de kiemenzetter niet den geheelen werktijd op één knie kon knielen en voortkruipen, zoodat er regelmatig werd omgewisseld van rechts naar links en omgekeerd. De zetter had tot bescherming van zijn kleeding om zijn been

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 166