91 De opbrengst hiervan liep zeer uiteen in verband met de grootte van den aardhoop. Bij veel regen in den herfst moest de mee krap van veel meer aarde ontdaan worden dan bij eene droge campagne. Groote woorden, holle klanken zullen op de stoofrekeningen wel vaak zijn geuit in overeenstemming met den geest des fcijds. Een vrij vermakelijk staaltje daarvan moge hier gegeven worden door de vermelding van de redevoering door een aandeelhouder uitgesproken op de stoofrekening van de Capel op 13 Maart 1840. De heer J. A. Mulock Houwer te Zierikzee had namelijk een „groot glas" aan deze meestoof geschonken en werd nu woordelijk toegesproken „Neef Houwer! Het lust mij om dezen dronk op uwe duurzame gezondheid in te stellen. En opzettelijk met dit glas; omdat ik van ter zijde vernomen heb, dat het een cado van U is aan geïnteresseerdens van de meestoof de Capel tot blijk Uwer achting voor ons tot goedkeuring onzer bedoeling, om het voordeel van Meeteelt te bevorderen en de aan ons ingeschapene liefde voor onzen even- mensch hier in gezelligheid te ontwikkelen. Zoo neem ik (naar ik vertrouw) met alle mijne mede geïntresseerdens dit fijne wijnglas van U aan. In de hoop dat alle uwe Maatschappelijke goede be doelingen met geluk mogen bekroond worden, Uw Huis daaruit bloeye. En ons laat nageslacht ook uit dit Glas met edel Druivensap gevuld onze nagedachtenis en welvaart huldigen. Leve de Betere welvaart in Nederland!" De bouwsom van een meestoof bedroeg in de eerste helft der 19de eeuw 23 tot 24 duizend gulden, terwijl de vervanging van het stampwerk door maalsteenen met bijbouw van een stoom machine ongeveer zes duizend gulden kostte. Een meestoof ver tegenwoordigde dus voor de aandeelhouders eene waarde van ongeveer 30 duizend gulden. De jaarlijksche uitkeeringen liepen nogal uiteen. Beschadiging van de meekrap door vorst of inkrimping van de cultuur wegens lage marktprijzen veroorzaakten menigmaal, dat de meestoven kleine campagnes maakten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 175