96 Ter raadpleging voor herstellingen en bij den aankoop van de vrij aanzienlijke hoeveelheid brandstoffen waren den boekhouder twee commissarissen, eveneens aandeelhouders, toegevoegd. Het bedrijf zelf berustte bij den droger, die de hoofdfunctie bij de bewerking, d. i. droging, vervulde en tegelijk ook de arbeid regelde. De droger was dus de bedrijfsleider. Het verdere personeel, de stamper, de drijver later ma chinist de 1ste en 2de onderman, de drogersknecht en den uitsleepers of op- en afdoeners, komen vanzelf ter sprake bij de beschrijving van het stoofbedrijf. De beschrijving der eigenlijke cultuur eindigde met de ver melding van het vervoer der meekrap van het land naar de meestoof. Hier aangekomen wordt zij geborgen in de beschreven „koude stoof", welke dus alleen dient als bergplaats, tijdelijke bewaarplaats. De „koude stoof" had eene lengte van 36 tot 40 Meter bij eene breedte van ongeveer 12 Meter en was aan weerszijde ver deeld in 12 tot 14 afdeelingen, in het midden gescheiden door een doorgang in de lengte van het gebouw. Ieder landbouwer had zijn afdeeling. De meekrap werd van de wagens door de voor iedere afdeeling of „tas" aanwezige vensters naar binnen geworpen en door het stoofpersoneel „opgetast". Zoodra eene genoegzame hoeveelheid was aangevoerd werd aan den droger aanteekening op de beurtlijst verzocht voor één, twee of drie „nacht(en)", of „beur(ten)". Meer dan 3 beurten aan een werden aan de „reeders" niet toegestaan, en waarbij de aandeelhouders geene voorrechten hadden boven niet-aandeelhouders. De uitdrukking „nacht" vindt hare verklaring in de oude wijze van stampen, die bij hoogere temperatuur overdag, vooral in de maanden September, October en November, des nachts werd verricht ter voorkoming van kleving aan de stampers en waar door o. a. de zeer gevreesde donkere kleuring van het poeder werd vermeden. Na de invoering der maalsteenen ter pulverisatie behoefde men des nachts niet meer te malen en verdwijnt het woord „nacht" uit het spraakgebruik en wordt alleen over „beurten" gesproken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 180