102 behoorde, noemde men „stamper" en deze naam bleef behouden ook na de geheele opruiming van het „gaande werk". De reeds genoemde rapporten ter verbetering der bewerking, vooral dat van I. G. J. van den Bosch wijzen op de gebrekkige pulverisatie en sorteering der meekrap en de raadgeving om de oude wijze -van stampen te vervangen door een maalinrichting, die bewogen zou worden door eene stoommachine, wordt langzamer hand overal opgevolgd. Deze inrichting bestond hierin, dat twee gekoppelde zware molensteenen loodrecht werden gesteld op eenzelfden liggenden steen en hierop ronddraaiden. Tusschen de twee opstaande steenen bevond zich een as, aan welks boveneinde een conisch rad was aangebracht en waarvan de kammen grepen in eenzelfde rad, dat bevestigd was aan een as en welke laatste as in beweging werd gebracht door de stoom machine. De kosten dezer inrichting, van de „daarstelling" zooals men zeide, beliepen in ronde som f 6000, De eerste stoof, die voorzoover mij bekend, deze maalinrichting - met stoommachine stichtte, was de Kapel in 1856. De bouw en plaatsing en het verder onderhoud gaven het aanzijn te Zierikzee aan de machinefabriek van Nardten en Lückerhof. De beschrijving van de oude stampinrichting is slechts in al- geineene trekken aangegeven en kan verwezen worden naar de uit voerige beschrijvingen van de reeds genoemde schrijvers F. Miller en J. de Kanter Philz. De meekrap werd. onder de steenen geworpen en eerst slechts licht gemalen om nog aanhangende „vellen" en aarde te verwijderen. De eerste maling heette „schuren" en vermeerderde wederom de hoeveelheid afval „muilen". Naarmate zwaarder werd „geschuurd" kwamen meer goede deelen meekrap in het mul, dat vanzelfsprekend minderwaardig was, en dus vrij schadelijk voor den reeder. Vervolgens werd dan alles fijngemalen en dit product was bekend onder den naam van „Onberoofde". Verwachtte men meer vraag naar fijnere meekrappen, dan liet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 186