10.3 men het vleezig deel van den wortel meer of minder afmalen en werd het hart van den wortel afzonderlijk gesorteerd. Deze laatste soort heette „krap" of „krappe". Naar de verhouding waarin deze sorteering plaats had, verkreeg men krappen „2/j" (twee en een) of krappen „Yi" een en een. 2/x wil dus zeggen 2 deelen „krap" tegenover 1 deel gemeene of 2 vaten krap tegenover 1 vat gemeene. i/l is een vat krap tegen 1 vat gemeene. Deze verhouding kwam bij de weging niet nauwkeurig uit. Was er meer dan 2/3 of 1/2 krap, dan sprak men van „overkrap" en indien meer dan 1/3 of gemeene aanwezig was, werd daaraan den naam „overgemeene" gegeven. Onberoofde en de krappen 2/i en l/1 stonden hekend als „hard goed" in tegenstelling van „muilen" en „blommen" waarbij opveegsel van stof enz. werd bijgevoegd. Telkens als eene hoeveelheid vermalen was werd deze gezeefd in de „kuipen", houten kasten in de maalkamer of het stamphuis. Grovere stukjes, die op de zeven achterbleven, werden opnieuw gemalen, waarna de eigenlijke bewerking was afgeloopen. Tijdig was de kuiper, die den verbouwer tot klant had, ont boden om de maat, de grootte van het te maken vat te vernemen. Daartoe plaatste de stamper integenwoordigheid van den droger het „palmijzer" een ijzeren lat met decimeterindeeling in het poeder om daarnaar de grootte van het vat te bepalen. Daarbij moest ook rekening gehouden worden met het meerder of minder soortelijk gewicht. Een groote twaalf, een kleine elf, krap veertien was dan naar bevind van omstandigheden de order aan den kuiper. Deze cijfers geven de honderdtallen in ponden, dus halve Kilogrammen aan, welke in het vat moesten geborgen worden. In de reeds genoemde instructie op de keuring der meekrap (afgekondigd in Zeeland bij Prov. Blad no. 52 van 1837) was ook voorgeschreven, dat de vaten van eikenhouten duigen moesten vervaardigd worden en hoewel deze instructie later is ingetrokken met de verplichte keuring, is het eiken vat in eere gebleven, omdat de ondervinding had geleerd, dat meekrap-poeder in dennen of vuren vaten spoediger aan bederf onderhevig was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 187