104
De stamper vulde het vat laagsgewijs en stampte het poeder
vast ineen met een gewicht van 50 K.G. De overbrenging in
het vat geschiedde met een wan of wanne, die de stamper
vulde uit de kuip (of kuipen) door met de „loet" het meekrap
poeder over te halen of over te trekken.
Op een der bodems van het vat werd destijds na keuring het
goedkeuringsmerk gebrand.
Verder vond men op den bodem in zwarte verf geschilderd de
initialen van den eigenaar en het volgnummer zijner vaten, het
jaartal der „teelt", de soort meekrap O onberoofde, K 2/1(
K 7i, G 2/i> G t/i Krappen en Gemeene, M Mul.
Verder B Bruto met het cijfer aangevende het bruto gewicht
en T Tarra met het gewiclitscijfer van het ledige vat.
Meestal was hieraan nog de naam van de stoof toegevoegd.
lederen Zaterdag werden in de stoof de vaten in tegenwoordig
heid van den boekhouder gewogen en waarbij de reeders van
deze vaten meestal present waren om het gewicht en dus de
opbrengst te kennen van hun product, en ook om te zien hoe
de kleur van de partij was uitgevallen.
De boekhouder noteerde het gewicht om daarnaar later zijn
rekening wegens de reedhuur uit te schrijven.
In de dorps-meestoven was echter de schoolmeester onder den
naam van waagmeester meestal belast met dit werk van den
boekhouder, en dit is waarschijnlijk een overblijfsel uit de tijden,
dat het grootste deel der bevolking niet of slechts bezwaarlijk
kon schrijven.
Bij de mededeelingen omtrent de stoofrekeningen zouden ook
moeten zijn vermeld de ontvangsten wegens reedhuur. Daar de
reedhuur verschillend in prijs was naar de sorteering enz., kan
deze eerst na de beschrijving der soorten geschieden.
Kleine afwijkingen in het midden gelaten was de reedhuur
voor het hardgoed f 7,f 4,60 voor de muilen en f 5,60
voor racine alles per 100 K.G.
Hoewel niet meer behoorende tot de eigenlijke cultuur en be
reiding wordt hier volledigheidshalve nog vermeld, dat de meestoof
als nevenbedrijf had het overstampen (overmalen) van muilen en