Ill
en weer daarin genoemd worden. Voorts loopt het onderwerp
dezer brieven hoofdzakelijk over planten, met korte bijvoegingen
van enkele toenmalige gebeurtenissen.
De namen der schrijvers zijn: 1. Johannes de Jonghe junior,
destijds predikant van de Hervormde gemeente te Middelburg
(één brief); 2. Willem Jaspersz. Pakduyn, een toenmaals bekend
apotheker en plantenliefhebber te dier stede (vier brieven)
3. Johannes Somer, die veel in Europa en in de Levant gereisd heeft
en een zoon was van den gewezen Baljuw van Middelburg (één brief)
en i. Jacqües Noirot, vermoedelijk eeu uit Antwerpen afkomstig
koopman en reeder, te Middelburg woonachtig (twee brieven).
Deze acht brieven zijn in het Nederlandsch gesteld, zoodat ik
mij slechts tot enkele annotaties bepaald heb. In dezelfde collectie
bevinden zich ook nog een zestal onuitgegeven Latijnsche brieven
van den toenmaligen Middelburgschen geneesheer Tobias Roels,
die ik hoop een volgenden keer terzelfder plaatse te mogen geven.
De ontcijfering van deze brieven heb ik op het Oud-Archief
te Amsterdam verricht en daarbij, zoo noodig, de zeer gewaardeerde
hulp ondervonden van den archivaris Dr. Joh. C. Breek en van
den commies J. Mooijen, voor welke ondersteuning ik hier gaarne
aan beide heeren mijn openlijken dank uitspreek.
I.
Eersame, discrete ende welvoorsienighe Heere. Ick seynde u.E.
mits desen het contrefeytsel van een seeckere soorte van Tulipan
van gelijcke groote, ende hoochde, van bolle, steele, blomme ende
andersins alsoo u.E. dat tegenwoordich siet, alleen sijn die bladers
lanckwerpiger ende smalJ). Want ick datselve soo nauwe hebbe
1) Hier is sprake van Tulipa pumilio altera en van deze tulp zond dominee
Joh. de Jonghe jun. den 14en Mei 1596 een gekleurde afbeelding aan Clusius
te Leiden.
In lib. II, pag. 148 van Clusius' Rariorum plantarum bistoria lezen wij daar
omtrent het volgende „lnvenitur etiam alterum pumilionis Tulipae, quod mihi
quidem conspectum non estsed iconem suis coloribus expressam accipiebam anno
millesimo quingentesimo sexto et nonagesimo, ab erudito viro Joanne de Jonghe,
Ecclesiaste Middelburgensi in Mattiacis, addita hac descriptione". Op pag. 149 geeft
Clusius een houtsnede naar de oorspronkelijk gekleurde teekeniug.