113
u.E. hof, ende sy varende te beeter. In dien u.E. ter geleegener
tijt eeriich saet sal mogen derven, u.E. alsoo ick hope sal onser
gedachtich vvesen. Hiermede willen wy u.E. den almogenden godt
beveelen die u.E. in lanckdeurighe gesondtheyt spare.
Uut Middelb. desen 14 may 1596.
U.E. dienstwillighe Johannes ue Jonghe.
Aenden edelen, hoochgeleerden
ende welvoorsienighen heere
Cauolum Olusium tot Leyden.
[per amys]
Deze brief van Joh. de Jonghe jun. dato 14 Mei 1596 werd
den 2en Juni door Clusius te Leiden ontvangen en den 12en
Juli d.a.v. door hem beantwoord.
II.
Mijuheere, Die wijtloopende fame van u.E. ervarentheidt int
stuck van cruyden ende planten, heeft my sonder ander breeder
kenuisse van u.E. persoone, zeer verblijdt, verstaende u.E. haere
residentie in onsen Nederlande heeft genomen want ic wel over
acht ofte negen jaeren geen cleyne begeerte gehadt hebbe (vuyt
liefde der cruyden daervan ic een beminder ben) by u.E. bekendt
te zyne, (maer de groote distantie onser woonplaetse 2) ende tover-
lijden zal: memo: mijns goeden vriendts Jan Mouton, appoteker
tot Doornick 3), (die ic eertijts met verscheiden simplicien een
anemone latifolium gesonden hebbe ende die hy my versekerde
u.E. mede gedeelt te hebben 4) dat verhinderende, hebbe tot mijnnen
1) Toen Willem Pakduyn dezen brief dato 27 November 1593 schreef, was
Clusius nog geen zes weken in Nederland aangekomen, want hij arriveerde pas
den 19den October 1593 te Leiden.
2) Clusius woonde S of 9 jaren tevoren in Weenen en de laatste vijf vooraf
gaande jaren (nl. van einde Sept. 1588 af) te Frankfort a/M.
3) Jean Mouton was apotheker te Tournai (Doornick) in Zuid-België. Hij was
ook met Clusius in correspondentie. Ik heb nog zeven onuitgegeven brieven ont
cijferd van Jean Mouton aan Car. Clusius, die t. z. t. gepubliceerd zullen worden
in Bulletin de la Commission Royale d'histoire (Acad. Royale de Belgique).
4) In zijn brief van den lsten xAugustus 1588 zend Jean Mouton aan Clusius
een bloem van de hier bedoelde Anemone latifolia (A. lusitanica) toe. Verder ver
meldt Cl. haar ook nog in zijn Rar. pi. hist. pag. 249.
Archief 192 O 8