116
hebt, te weten: 8 tulipan, sommige stuvcken diversche anemone,
twee bulbus rnuscan, twee crocus vernus met gout geele bloemen E,
eene autumnalis met witachtige bloemen, twee dentes caninos,
vier dobbel narcissen, een witte hiacinte oriëntale met sommige
saeden van tulipans, ende noch meer dan u.E. mentie zyt maekende
by den brieff', als saet van crocutn vernum flavo et aureo flore,
lilium montanum albo flore, hyacinthi oriental, albo flore, fritil-
laria, daermede zeere verblijdt zijnde, ic u.E. van goeder herten
zeere bedancke, verhoepende liet selfde in andere te herkennen,
ende indien mijnne heere yet begeert vandt ghene ic in mijnnen
hoff hebbe, u.E. biddende het selfde te ombieden als oftet u.E.
eygen waer, alzoo haest icket ontfangen, hebbet terstont geplant
ende gesaeydt, zonder het saet van de dobbele ridderspooren dat
ic nyet int doosken gevonden hebbe, deinckende dat mijnne heere
tselfde sal vergheten hebben, overmits dat die andere saeden hier
voorscreven meer int doosken waeren by gevoucht. En hebbe
nyet willen naerlaeten u.E. te adverteeren van de vremde bulben
ofte cruyden alhier gebracht over een jaer by eenen zoene van
de bailjouw alhier 2), genaempt Hans Soemer, die welcke tot
Constantinoble ende van Italien gebracht heeft, ende nyet uyt
Indien, maer meest vuyt den holt' van den hertoege van Elorense,
zoo ic verstaen hebbe van denselven Soemer daer eenen toesiender
is Sr Jan ofte Cornelis de Casa Nova 3), geboeren van Maestrecht,
maer alle by mijnne heere bekent ende bescreven zijn, ende desen
1) Crocus vernum latifol. flavo flore, zie Olus. Har. pag. 205 cum tig.
2) David Som er, destijds Baljuw van Middelburg, had een zoon genaamd Johannes
die in de 16de eeuw een vermaard reiziger is geweest. Zijn laatste tocht in 1592
geëindigd is beschreven en gedrukt geworden, onder den titel: „Zee en Landt reyse
naer de Levante, als Italien, Candyen, Cypres, Egypten, Rhodes, Archipelago, Turckyen
en wederom door Duytslaot". De 2de en 3de druk van deze reisbeschrijving zijn
te Amsterdam reep. in 1619 en 1661 verschenen, doch de oorspronkelijke uitgave
schijnt niet bekend te zijn. (Zie Tiele, Biogr. pag. 222)
3) Hier wordt bedoeld een zekere Josephus de Casabona, ook wel in het
Italiaansch Benincasa genoemd, die Hollander van geboorte was en als zoodanig
Joost Goedenhdyze heette. Hij was destijds plantkundige aan het Florentijnsche hof
en tegelijk praefectus van den medisch-botanischen Universiteitstuin te Pisa. Deze
hortus was op dien van Padua (1545) na, de alleroudste van dien aard in Europa
en werd id 1547 door Prof. Luca Ghini aangelegd. Jos. de Casabona stierf in
1595 te Florence.