122 gecregen hebben. Ic hadde gehoept witte marmalade te maecken, maer de quepeeren zeer quaelijck gestaen zijn geweest by my overmits het verplanten, biddende dese cleyne ghifte dat se uwe E. gelieve in dancke te nemen, want voor desen tijt geen beter orange, lemoenen als carstaengen gecommen zijnic sende mijnne heere alnoch een flesche met rooden nieuwen most toegesegelt, met den selfden boede, om dat se uwe E. zoude prouven. Alzoo nu by aventueren gecommen zijn zes schepen vuyt dese lande van hollant ende zeelant, daer van vive gearriveert zijn ende deen in zee versteken doer quaet weder, dese schepen zijn geseylt geweest van Lisboene naer het eylandt van Sainct Thome ende aldaer haer laedinge ingenoemen, meynende wederomme op Lisboene. te commen, hebben ontrent de reede gecommen zijnde, vernoemen dattem alle die schepen vuyt dese landen aldaer behielt ende die schippers ende boetsgesellen gevangen, zijn alhier naer zeelant gecommen, brengende nyet besonders mede dan veel elendige mooren 2), zoo cleyn als groote zoo mannen, vrouwen als kinderen die de portugesen aldaer in Portugael ende Spaengen meynden te vercoopen, dit een schip heefter gehadt 90, die andere vier schepen liggen noch by het casteel van zeeburch ofte rammakens 3) ende en connen nyet opcommen om het quaet weder. 1) D. z. kweeperen. 2) Dit verhaal van de aankomst van een groot aantal „mooren en moorinnen" binnen Middelburg in 1596 is herhaaldelijk geboekstaafd, o. a. door De Jonge in zijn „Opkomst" Dl. II, pag. 38, maar nog nooit zijn die zes schepen, waarvan er vijf terugkeerden geïdentificeerd. Welke vloot kan hier bedoeld zijn? Dienaangaande zou ik willen wijzen op het feit, dat De Houtman's vloot den 9den Mei 1595 ergens omstreeks de Linie een admiraalschap van 5 Hollandsche en 2 Portugeesche barken ontmoette, die met suiker geladen van St. Thomé kwamen. (Zie d'Eerste Boeck van Willem Lodewycksz., ed. 1912, pag. 3.) Zouden deze de schepen kunnen geweest zijn, die in October 1596 in Zeeland binnenliepen? Dan hebben zij wel een buitengewoon lange thuisreis gemaakt, maar er werd in die jaren dikwerf zoo raar gevaren, dat de indentiteit dezer schepen niet voetstoots behoeft te worden verworpen. Want uit het feit, dat die 5 schepen bij hun terugkeer te Lissabon eerst bekend werden met de inbeslagnemiug van Hollandsche schepen, het geen Philips II in 1595 had uitgevoerd, bewijst toch wel, dat die vloot vóór dien tijd reeds lang op reis moet zijn geweest, Hoe 't zij, dit is slechts een veronder stelling, die onder alle voorbehoud wordt gegeven. 3) Rammekens lag aan den mond van het kanaal van Welsinge, dat toegang gaf tot de toenmalige haven van Middelburg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 206