127
VI.
Mijn heer, al hoe wel de occasie sich dickwels heeft gepresen-
teert deur de fame die ick van uwe E. dagelicx verstaen als een
vande principaelste scryvers van dese landen op de cruyden ende
diversiteyten van allerhande blommen. En hebbe nochtans de
stoucticheyt nojt aen my selven derven nemen uwe E. met mijn
scryvens te molesteren, maer deur de versekertheyt die my ge
geven hebben Mr. Johannes de Jonge t). Willem Jasparsz. 2)
en D. Eoelssiüs 3) ende andere dat u. E. my in geenen deele
soudet tselve quaelijck duyden hebbe nyet connen naer gelaten
uwe E. met dese weinich regelkens te congratuleren ende met
eenen versoucken my onder een van uwe E. goede vrunden
alhier te erkennen ende oversulcx gebruycken, in al tgene wes
uw E. sal duncken ende jugeren 4) my te willen employeren tot
zijnen dienste. Ick sende uwe E. de contrefeytsel vande gelluwe
fritelaria 5) die dit jaer in dier vougen in mijnen hoff heeft ge-
bloyt, die seer schoon staet om te sayen. Wenschende van herten
dat ick daer van eenige meer hadde ofte eenige affsetsels daeraen
vonde om u. E. daervan mede te deelen, dan indien uwe E.
belieffde de helft vant saet wanneer tselve volcommen sal wesen.
Wil nyet naer laten uwe E. tselve toe te senden. Den mattegon
om door het uitzenden van een krachtige vloot den Spanjaarden afbreuk te doen.
Den 1.5en Mei stak een vloot van 30 schepen, onder admiraal Pietkr van der Does
in zee. Op de Canarische eil. aangekomen werden de eilanden Palma en Gomera genomen
en de stad Laguna op het eiland Teneriffa vernield. De helft der scheepsmacht zette
daarop de reis voort naar St. Thoraé, dat vermeesterd werd, terwijl de andere helft der
vloot naar het vaderland werd teruggezonden. Van deze huiswaarts zeilende schepen kwam
zooab uit dezen brief blijkt, een proviandschip den 6en Sept. 1599 in Zeeland aan.
1) Predikant van de Hervormde gemeente te Middelburg, (zie eerste brief.)
2) Apotheker te Middelburg, (zie de 2de t/m. 5de voorgaande brieven.)
3) Stads-geneesheer te Middelburg.
4) D. i. oordeelen of beslissen, naar het Fransche werkwoord juger.
5) Olusius vermeldt deze zending in zijn Rar. plant. hist. lib. II, cap. XI, pag. 153
als volgt: „Fritillaria flavo flore, ceterum Fritillaria Tertium quoddam genus habuit
Joannes Somer, cujus paulo ante memini, vir qui exoticarum elegantium stirpium
cultura valde delectatur, ysque bene instructum habet, quod florem anno nouagesimo
septimo supra millesinum quingentesimum produxit, sex quidem foliis constautem
nutantem, ut superiora genera: sed quorum folia sunt flavi colons rubris maculis
distincti, illorum medio nervo prominulo virescentis coloris".