XI van aardewerk, afkomstig van het strand te Wanteskuipje, westwaarts van Colijnsplaat. Verzameld en geschonken door de heeren Mr. A. Meerkamp van Embden en Dr. W. S. Unger. Deze voorwerpen zijn voor de helft gedateerd door den heer J. Hubregtse te Burgh, de andere helft, naar ik meen, door Dr. J. H. Holwerda. Het resultaat door beide heeren verkregen was bijna gelijkluidend. 1320'1450, nos. 16. Scherven van zwart-grijs aarde werk, zonder glazuur. Bodem met dunnen standring. Zij bestaan uit wandstukken en bovenranden van een grooten pot, uit een dikken rand van een schotel, enz. Nos. 1119. Scherven van rood baksel met glazuur, ver moedelijk 15-eeuwsch. Dit soort aardewerk is, volgens den heer Hubregtse een voortzetting van de Jacobakannen, hoog, slank, sterk geribd en hard gebakken. Deze fragmenten bestaan uit een steel van eene kastrol, uit brokstukken van potjes en pannetjes, wandfragmenten, waarvan sommige versieringen hebben van gele kleur. Het glazuur er van is meerendeel verdwenen. Nos. 710. Jongere scherven van vaatwerk, meestal 16-eeuwsch. Hebben behoord aan breed buikige kannen met sterk geknepen, uitstaanden, voet. Beschreven naar aanduiding van den heer Hubregtse, voornoemd. 8 April 1924 had de Steenen kamer de eer een aangekondigd bezoek te ontvangen van den heer Dr. Emile Espérandieu, directeur van het Archaeologisch museum la maison carrée te Nimes. Deze geleerde kwam hier met het speciale doel de overblijfselen der Nehalennia-altaren, zooals die thans in ons museum zijn opgesteld, persoonlijk te bezichtigen. Heeds van te voren was door bemiddeling van Dr. Unger een exemplaar der platen van Dr. Jansen, met aanduiding der na den toren brand van Domburg teruggevonden stukken, naar Nimes ter bestudèering opgezonden. Met groote nauwgezetheid zijn de altaren door Dr. Espérandieu gemeten en gephotographeerd. Groote hulp in deze is door den Conservator der Zelandia Illustrata verleend, die alle beschikbare platen dezer beroemde

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 23