XIII Mittelalters an. Die altesten sine! die des Kartons no. 55, welche sich an Komische Kor men des III Jahrh. anlehnen. Früh ist auch die Fibel mit der roten Glaseinlage und ent- sprechende Formen auf andern Kartons, die sogenannten gleicharmigen Fibeln, wie sie in dem Buche von Salin, die altgermanische Thierornamentik, Stockholm, 1904 l), Seite 74, behandelt sind. Diese Fibelform hat sich im Norden sehr lange gehalten, Formen wie 51, 53 bis in die Wikingerzeit." En op een andere plaats nog dit „Am wertvollsten halte ich grade die in meinem Briefe besonders bezeichneten Fibelu, wie die an die römischen anklingenden der Völkerwanderungszeit, sowie die zwei mit der farbigen Glaseinlagen und die silbernen der Wikingerzeit, vor allem auch die Fibel mit der Granulier- verzierung. Aber auch die andern Fibeln sind als geschlossene Gruppe einer bestimmten Fundstelle nicht ohne Interesse und verdienten samt und sonders bald veroö'entlicht zu werden." Deze merkwaardige mantelspelden, aangevuld met de fraaie exemplaren aan het Zeeuwsch Genootschap toebehoorende, vormen thans eene hoogst belangrijke verzameling, die men elders iii ons land mogelijk niet zal aantreffen. Eenige jaren van te voren, waren reeds door mij, niet alleen de bovengenoemde Fibulae, maar ook de overige preciosa, als ringen, medaillons, ornamenten, sleutels, riemgespen, enz. op gestuurd naar Dr. Alfred Béquet, toenmaals directeur van het bekende Frankische museum te Namen. De uitslag van. het onderzoek was, dat onder de gezondene sieradiën geene Frankische, zooals die in het museum te Namen te zien zijn, voorkwamen. De heer Béquet was van meening, dat meenig voorwerpje uit mijne verzameling van Noorsche origine is, wat met het oog op het in leen geven van Walcheren in 840 aan den Deenschen vorst Harald door Keizer Lotharius zeer wel mogelijk is. Zijne regeering niet meer dan drie of vier jaar 2) is wel is waar zeer kort geweest, maar voor en na dien tijd zullen vele Noren en Denen zich hier hebben 1) Dit fraai geïllustreerde boek is in mijn bezit. 2) Jan de Vries, De Wikingen in de lage landen bij de zee, blz. 143.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 25