XXIII zameling te bezichtigen, mits onder leiding van hun leerares. Hiervan werd meermalen een dankbaar gebruik gemaakt." Het verslag der conservatrice van het Zeeuw sch herbarium behandelt de laatste twee vereenigingsjaren en luidt aldus „Het Zeeuwsch Herbarium heeft twee jaar geleden een aan zienlijk legaat ontvangen van wijlen den heer S. Lako te Wage- ningen, bestaande uit een goed verzorgde verzameling Zeeuwsche en verdere inlandsche planten. Eerstgenoemde worden bij het bestaande herbarium ingevoegd de andere voor eenig nuttig doel beschikbaar gehouden. Tot mijn genoegen is er in 1923 eene vitrine te mijner be schikking gesteld, waarin telkens eenige planten uit het her barium, voorzien van naam en toelichting, worden tentoongesteld. Het is mij, hiermee bezig zijnde, al een paar keeren gebleken dat er zoodoende meer belangstelling voor ons herbarium wordt gewekt." De Oommissie voor Zeeuwsche E o 1 k 1 o r e zond haar eerste verslag „Hoewel de commissie als zoodanig nog weinig gelegenheid tot werkzaamheid vond en een „verslag" uiteraard niet wel te leveren is, kan worden herinnerd aan de wijziging in de samenstelling der commissie in het afgeloopen jaar. De heer J. N. Pattist moest, nauwelijks benoemd en nog niet geïnstalleerd, wegens ver andering van woonplaats bedanken voor het lidmaatschap. Dr. J. de Hullu, in zijn plaats benoemd, verliet in den aanvang van den winter Middelburg, en vestigde zich te Cadzand. Wel ver klaarde hij zich gaarue bereid, het door de commissie beoogde doel ook daar te helpen bevorderen, doch voor het lidmaatschap meende hij te moeten bedanken. In zijn plaats wees het bestuur voor het Zeeuwsch Genootschap aan den heer J. Kreuue, die met name voor de administratieve bemoeiingen der commissie een ernstig gevoelde leemte op gelukkige wijze aanvult. De commissie heeft, zij het dan ook nog niet als zoodanig, op de in den afgeloopen zomer gehouden tentoonstelling van Zeeuwsche Kleederdrachten enz. enkele vporloopige studies ten

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 35