4
werd overgenomen, zonder eerst ernstig na te gaan, of de uit
gesproken meening wel naar waarheid was neergeschreven. In
meest alle werken, die over 17-eeuwsche penningkunst handelen,
worden medailles van Looff besproken en afgebeeldover het
leven van den kunstenaar zeiven vindt men echter zoo goed als
niets vermeld. Wij begrepen, dat indien bijzonderheden over hem
konden worden ontdekt, deze in de eerste plaats te Middelburg,
waar hij heeft gearbeid en gestorven is, zouden moeten worden
gezocht. Wij zijn dan ook begonnen in het archief der Zeeuwsche
munt te zoeken, waarin heel wat over Looff staat aangeteekend,
maar ook de acten en bescheiden, in het Stedelijk archief bewaard,
zijn ons van nut geweest.
Het verslag over het interessante examen, dat Looff ter ver
krijging van het begeerde essaieursschap-generaal met vele andere
eersterangs ambtenaren in Den Haag heeft afgelegd, helaas met
negatief resultaat, danken wij aan de welwillendheid van den heer
A. O. van Kerkwijk.
De grootste grief, die men tegen het werk van Looff heeft
ingebracht, zijn de lange opschriften op de keerzijden zijner
penningen. Dit heeft hij evenwel met andere graveurs uit zijn
tijd gemeen. Het was gewoonte om aldus te doen.
De Staten of de steden, die niet zelden de penningen bekos
tigden, of den graveur een privilege tot den verkoop zijner medailles
schonken, verlangden op de stukken zoo uitvoerig mogelijk ver
meld te zien, hoe groot bijv. de overwinning was geweest, die
op den vijand was behaald, of welk ervaren en voornaam krijgs
held zij te hunner beschikking daarbij hadden gehad, kortom
men wilde de eer, die hun toekwam, duidelijk op den penning
vermeld zien. Daar deze opschriften meestal in het latijn zijn
gesteld, is het begrijpelijk, dat de eenvoudige stempelsnijder zich
daarvoor tot hooger geplaatste personen zal hebben gewend en
tevens, dat hij dikwijls het opschrift in den stempel zal hebben
gesneden, zonder de beteekenis te begrijpen. Ook moet in aan
merking worden genomen, dat de mode het oudtijds medebracht
zoo breedsprakig te zijn, men denke maar eens aan de belachelijke
titels, die moesten neergeschreven worden, alvorens een brief aan
een aanzienlijk man kon worden aangevangen.