5
De lange opschriften op de keerzijden der 17-eeuwsche pen
ningen zijn voor latere schrijvers een steen des aanstoots geweest,
zij hebben zelfs een Duitschen schrijver J) in 1767 de volgende
woorden, in de pen gegeven: „Die neuereu 2) Gedachtniszmünzen
sind mit selir weitlaüftigen Aufschriften überladen. Eine unnöthige
Schwatzhaftigkeit sagt zum Yerdrusz des Lesers in vielen Zeilen
dasienige, was der Eömer mit wenig Worten ausdrückte. Beyspiele
hiervon sind nicht selten. Icli verweise meine Leser auf die Ge-
dachtniszmünze der Provinz Seeland, auf die im Jahr 1651 im
Haag gehaltene allgemeine Yersammlung der Yereinigten Staaten
Diese Weitschweifigkeit im Ausdrucke entsteht theils daher, weil
die Verfasser einer solchen Innschrift, die Starcke und den Nach-
druck einer Sprache nicht kennen, theils weil die, auf deren Befehl
Schaustücke geschlagen werden, bisweilen eine grosze Neigung zu
prachtigen Beywörtern besitzen" 3).
De vervaardiger van den bovenvermelden gedenkpenning is
Sebastiaan Dadleu geweest, wien men toch waarlijk geen gebrek
aan fantasie mag toeschrijven. De grief, die tegen Looff's arbeid
door zoo velen is gemaakt, moet juist in zijn voordeel worden
uitgelegd, want het zijn vooral de randen der keerzijden zijner
medailles, die, naar onze meening, zijn groot talent doen uitkomen.
Wij zullen op deze artistieke uitingen later bij het beschrijven
van zijn penningwerk terugkomen.
Het is mij, na veel onderzoek, niet gelukt het jaartal van
Looff's geboorte terug te vinden, noch wie zijn ouders zijn ge
weest. Vermoedelijk is de familie Looff in het midden der 16e
1) Beytrag zur Ges chic hie des Geschmaks und der Kunst aus Münzen von Herm
Geheimrath Klotz, Altenburg, 1767, blz. 89.
2) „Neuern" staat hier in tegenstelling met de antieke munten, ook „medailles"
genoemd, waarvan Klotz een groot vereerder schijnt te zijn geweest. Klotz l c.
blz. 87.
3) Slaat men Van Loon, deel II op, dan vindt men met uitzondering van die
van Looff de volgende medailles vermeld, wier keerzijden met lange opschriften
prijken: bladzijden 15, 2; 30; 50, 1; 71, 1; 73; 81; 106; 107 aan beide zijden
109 nos. 1, 2 en 3; 170, 1 en 2; 173, 3; 178 door L. van Teylingen; 241;
269; 283 door Th. Simon 297 door Abr. Simon 310; 311, 312, 2 door
E. Kettler; 320, 4 en 5; 330; 332; 333 door N. Koettif.r; 362 door Seb.
Dadler, enz.