11
Juny 1634, heeft Johannes Looff gedaen den eedt als ysersnyder
particulier van de Munte van Zeelantint witte van desen
gerequireert, aen de E. Heeren Gecommitteerde Raden van de
Ed. Mo. heeren Staten van Zeelant, my present C. Stavenisse.
Geregistreert alhier ter Camer den Xlllen Novembris 1634".
In de Notulen van de Staten slants van Zeelant l) staat op
folio 200 verso de hierboven aangehaalde ordonnantie vermeld:
„Den IIII™ Octobris is ordonnantie verleend aan Johan Looff,
gecoren tot ysersnyder van de Munte van Zeelant, in plaetse
van Jacob Utenwael, overleden, ter somme van veertich
ponden grooten Vlaems jaerlijcx, voor den tijt van twee jaren,
ingaende den VIII™ Juny 1634, ende expirerende den VIII™
Juny 1636; te betalen van halven jare tot halven jare, over
zijn ordinares tractement als ysersnyder van de Munte van
Zeelant voornoemt, ende brieven etc., met de clausule van
enregistratie ter Rekenkamer van Zeelandt. Onderteekent
Ianuyt, Tenys, Van der Straten."
Twee jaren later is de ordonnantie op dezelfde voorwaarden
vernieuwd, behalve, dat ze nu over drie jaren werd gesteld.
In de vierde rekening van muntmeester Balthazar van de
Voarde vindt men de uitgaaf aan Looff voor het eerst vermeld:
„Aan Jan Looff ysersnyder, gesuccedeert in de plaetse van Jacob
Utewael, de somme van 20 p. gr. vis. over ses maanden zijns
ordinaris tractement, verschenen den 8en december 1634, blijckende
uit syne quitantie in date den 22 dec. 1634
120 gulden".
Hieruit blijkt, dat de betalingen niet vooruit werden gedaan;
ook hadden ze niet geregeld om de zes maanden plaats. De posten
loopen gelijkluidend door tot 1641, toen zijn tractement met
20 p. vis. werd verhoogd en bijgevolg op 60 p. gr. vis. of
f 360 gebracht. Of de betrekking niet naar Looff's genoegen
was, of dat zijn inkomen niet voor zijn onderhoud toereikend
1) Uittreksel uit het Register, getiteld: Notulen geëxtraheerl uugtet collegiaelboech
van den Staten slants van Zeelant ende haere Gecommitteerde Baedenbeginnende
den eersten Sejptembris 1578, ende egndende den laetsten Decembris 1579, folio
CXCV1I verso, articlo ultimo", en latere resolutiën bevattende.