12 bleek, een feit is het, dat bij in 1637 gesolliciteerd beeft naar het opengekomen ambt van essaieur-generaal der Vereenigde Neder landen tengevolge van het overlijden van Laurens van Teylingen. Looff wilde blijkbaar „hooger op", want de betrekking van essaieur-generaal was niet alleen zeer eervol, maar winstgevend bovendien. Er werd veel bekwaamheid voor vereischt. Ware Looff uitsluitend stempelsnijder bij de Munt van Zeeland geweest, bij zoude met eenige kans van slagen niet hebben kunnen mede dingen. maar Looff was tevens goudsmid, die het essaieeren had geleerd en dit bij het vervaardigen van gedenkpenningen, waarvan hij reeds een aantal had uitgegeven, steeds meer en meer zal hebben beoefend. Dat hij tot de sollicitanten behoorde, die tot de eindproef werden toegelaten, is een duidelijk bewijs, dat de stempelsnijder Looff en de goudsmid van dien naam, die den prachtigen avondmaalsschotel in bezit van den heer Van Kerkwijk graveerde, een en dezelfde persoon zijn geweest, waaraan wel eens is getwijfeld. Het ambt van essaieur-generaal moet een benijdenswaardige post zijn geweest, want niet minder dan de volgende negen personen, waaronder zeer hoog geplaatste ambtenaren, hebben naar de open- gekomen betrekking gedongen 1. Geruit Sluijsken, waardijn en essaieur van de munt van Gelderland, die zich „(zonder roem) bekwaam en ervaren" verklaarde. 2. Pieter Janssen Bas, essayeur van de Lantschaps-munte van West-Erieslandt. Deze had, volgens zijn zeggen, „bovendien de wetenschap van stempels te snijden, 't welck gantsch noodich en dienstich is bij het assayeursschap generael". Zijn sollicitatie ging vergezeld van aanbevelingsbrieven van Burg® en Raden der steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. 3. Willem van der Steeck, essayeur van der Munte van Utrecht. 4. Caspar Wijntges. Bijgevoegd was een memorie om H.M. „te informeeren, hoe nae van maeclischap, ofte geslachte tot noch 1) De tekst van deze merkwaardige sollicitatie komt voor in het Generaal Register der Muntkamer deel VI (16301637) berustende in het Archief van's Rijks Munt te Utrecht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 76