15 Willem Versteech kreeg een gehalte van 8 penn. 213/6 greynen; Willem de Man van 8 penn. 217/24 greynen. Caspar Wi.tntges' leeuwendaalder werd op 8 penn. 2019/24 greynen ontleed, maar „sijn brootgens waren heel graeuw". Johan Looff essayeerde zijn daalder op 8 penn. 2113/24 grein, maar was zeer ongelukkig geweest met zijn assaai van best zilver „want het eeue brootgen quain in 't glit en 't andere brootgen was bruyn, ende niet wel uit gewrocht, sulcx dat de beyde quaet waren" Hij herhaalde zijn proef den 7den en kreeg toen een gehalte van 10 penn. 51/2 grein, de andere heeren respectievelijk „10 penn. 4]/2 greyn> idem en 10 penn. greyn" 2.) Deze slotproeven hadden plaats ten overstaan van de heeren burgemeester Oitdshoorn en burgemeester Ter Wede als Gecom mitteerden van Hare Hooch Mogenden1. Looff was blijkbaar in twijfel of hij wel aan de heeren gecom mitteerden had voldaan, hij zag dan ook de noodzakelijkheid in om een hem gunstig attest te verkrijgen. Dit getuigschrift, hem den lOen November, dus na het afleggen van zijn eindproef, verleend, luidde als volgt „Wij ondergeschreven Raden ende Generael-meesters van de Munten der Vereenichde Nederlanden attesteeren, ende verklaren mits dezen, dat Johan Looff, isersnyder van der Munte in Zeelandt, alhier in 's-Gravenhage, als wanneer het assayeurschap- 1) Dr. Hoitsema, Rijks-muntmeester te Utrecht, had de beleefdheid mij op mijn verzoek het volgende te schrijven over de toen ter tijde gebruikelijke methode van het assaieeren van zilver „Van het te onderzoeken zilver werd een bepaalde hoeveelheid afgewogen en dit met lood op een zoogenaamde kupel, d. i. een bakje van poreus materiaal, bij hooge temperatuur in een moffeloven verhit. Hierbij gaan het lood en andere onedele metalen (koper) in oxyden over, die in de kupel trekken, waardoor het zilver vrijwel zuiver overblijft in den vorm van een afgeplatte bol, het zoogenaamde broodje, hetgeen als de proef goed verloopen is de zuivere witte metaalkleur en een glad oppervlak vertoont. Het gevormde loodoxyde wordt ook loodglit genoemd. Is nu de temperatuur in den oven te laag, dan ligt het afgedreven zilvermetaal in een omhulling van loodoxyde en is de proef niet naar behooren uitgevoerd". 2) De uitslag hangt af van het gehalte van het te onderzoeken zilver. Is dit van 9 penningen grein en iemand vindt slechts 9 p. ty4 gr. dan is zijn uitkomst foutief. Was daarentegen het gehalte 9^4 het juiste, dan zou iemand, die 9 p. V2 gr. vindt, het minder goed hebben gedaan. Mededeeling van Dr. C. Hoitsema.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 79