16 generael van de munten der voors. Nederlanden, door den doot van Laurens van Tëylingen was vaceerende, ende openstondt, zijne proeven van goudt en silver, benevens andere mede-solli citanten nae 't gemelde assay eurschap, sulcx gemaekt ende sich daerin zoo gequeten heeft, dat hij met onzen advyse aen de Hooch Mogende Heeren Staten-Generaal eerst, ende daerna aen de Heeren Gecommitteerden van H. Hooch Mogende totte her- vattinge van de essayen, andermaal gegeven, met noch drie andere, geoordeelt ende gehouden is geweest bequaem om 't voors. assayeursschap-generael met eere en tot contèintement, zoo van ons als anderen, die het zouden mogen aengaen, te bedienen. Ter oirkonde, enz. Was onderteykent slmon van der Meyden, JOHAN van der Wel". In November werd de voordracht door generaal-meesters op gemaakt en ingezonden „sulcx dat jegenwoordich maer drie personen, te weten Johan Wijntges, Willem de Man (daerover in 't vorige rapport geadviseert) en Johan Looff (daervan in desen) meer overich zijn. Daerop uwe Hooch Mogenden nu hebben te sien, om 't voorschreve assayeursschap-generaal op een van hen te confereeren." Uit deze drie candidaten werd, zooals reeds is gezegd, Johan Wijntges, muntmeester van Deventer, den 9 November 1637 benoemd. De Zeeuwsche stempelsnijder kon echter met eere op deze sollicitatie terugzien. Er bleef hem na deze teleurstelling niets anders over dan naar Middelburg terug te keeren en te trachten op andere wijze zijn beperkt inkomen te vergrooten, bijv. door het opnieuw gaan vervaardigen van medailles op his torische gebeurtenissen. Looff begon met een octrooi aan te vragen, waardoor hem het uitsluitend recht zou worden gegund de inneming van Breda door Erederik Hendrik in 1637 door een gedenkpenning te vereeuwigen. Dit privilege is hem inderdaad dooi de Staten-Generaal verleend. De Acte van Octroy komt voor in de Resolutiën der Staten-Generaal van 8 Sept. 1638 en luidt als volgt: „De Staten-Generael der Yereenichde Nederlanden hebben ge- Zie ook: Kramm: De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunst schilders. Amsterdam 1861. Aanhangsel A-Z blz. 103.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1925 | | pagina 80