18
Het schijnt, dat men later op dit teleurstellende besluit is
teruggekomen, want dezelfde notulen vermelden d.d. 3 Mei
1640, „dat aen Johannes Looff een ordonnantie werd gedepe-
scheerd ter somme van 492 gulden".
Volgens Kramm zou dit bedrag zien op het leveren van één
gouden en twee zilveren medaljes, die aan Frederik Hendrik
zijn vereerd
Looff heeft meermalen octrooi aangevraagd ten behoeve van
zijn uit te geven triumphpenuingen, waardoor voorkomen werd,
dat anderen ze nagoten. Dit werd natuurlijk ook door andere
graveurs aangevraagd en steeds door de Stateu-Generaal toegestaan2).
Op Looff's penning, de inneming in 1629 van 's-Hertogen
bosch verheerlijkende, komen de woorden „cum priv." reeds voor.
Van Orden en A. Schinkel 3) melden, dat Looff een privilege
van de Staten van Holland zou hebben gekregen om de helden
feiten van Frederik Hendrik in metaal te mogen herdenken.
Dit blijkt onjuist te -zijn, want na herhaald onderzoek in de
Staten-Resohitiën van Rolland en West-Friesland van 1629-1648
is niets door mij daaromtrent aangetroffen. Na 1648 zijn, zoover
bekend, geen penningen meer door hem vervaardigd. Intusschen
was, zooals reeds is gemeld, zijn tractement aan de Munt met
een derde verhoogd.
Johannes Looff is gehuwd geweest met Elisabeth van Horen
of Van Hoorn en heeft twee jonge kinderen nagelaten. Het juiste
jaar van zijn huwelijk, dat vermoedelijk op niet jeugdigen leeftijd
heeft plaats gehad, is onbekend gebleven. Eind December 1651
is Johannes Looff te Middelburg overleden en op 22 December
van dat jaar in de Nieuwe Kerk ter aarde besteld. Zijn laatste
tractement is hem 8 December uitbetaald. „Denocli betaelt den
selven De Looff oft syne lasthebbende over tractement als
1) In de penningverzameling van H. M. de Koningin is, volgens mededeeling
van den heer Van Kerkwijk, geen gouden exemplaar van den penning op het
innemen van Breda aanwezig.
2) Zie o. a. Kramm op de namen Van der Willige, Van Bylaer, Van Tey-
lingen, Arondkaux, enz.
3) Bijdragen voor de Penningkunde, door G. v. O(rden) en A. D. S(chinkel)
's-Gravenhage 1841, blz. 23. Niet in den handel.