37
Daarom duurde de audiëntie van de overheidspersonen slechts
kort. Later zou men hen hooren.
14 Februari 1567 moesten wederom de baljuw Francois Rezen
en de beide burgemeesters naar Brussel, omdat heer Jan Couwe-
gontius had geklaagd bij de Hertogin, als zijnde hier in velerlei
opzicht gehandeld tegen vele harer ordonnantiën in. Maar de
overheidspersonen verdedigden zich flink en het kapittel kreeg in
last zich „modest" te gedragen x)".
Dit laatste bezoek is dus het onmiddellijk gevolg van de klacht,
waarover ook onze brief spreekt. De baljuw en de burgemeesters
gehoorzaamden wel spoedig aan den oproep. Maar tevens blijkt,
dat het succes, waarop Couwegontius in zijn brief aan Schipman,
zoo hoopte, uitbleef. Toch bleef de kanunnik volhouden en in
April moest de burgemeester Cornelis Jansz. weer uit naar
Brussel, dank zij een klacht van Couwegontiits, die weer een
rapport aan de Hertogin had gezonden. En nu wenschte men in
Brussel „naar waarheid te worden geadviseert" 2).
Later hooren we nog van Jan Couwegontius, dat hij zorgt
voor een nieuwen deken in Tholen in het jaar 1575 of kort
daarna3). Hij bleef de kerk trouw tot den einde. In 1579 had
de algelieele overgang tot het Protestantisme plaats en is hij uit
geweken 4).
In de laatste kerkerekeningen wordt zijn naam wel genoemd,
maar met de bijvoeging dat hij absent was 5).
Verdere gedrukte berichten zijn er, zoover ik weet, niet. De
heer Hollestelle was indertijd zoo verplichtend me nog te melden
dat hij ook nog een broeder had, in Tholen woonachtig nl.
Nicola as Couwegontius, onderwijzer. Hij genoot, blijkens de
rekening van 1577/78, als salaris van de gemeente 5 Vlaamsch.
In het jaar 1578/79 werd hem nog uitbetaald 2. De resteerende
3 kreeg zijn opvolger. Deze broeder deelde dus de ongunst,
waaronder ook heer Jan te lijden had en zal dus ook wel in
1) A. Hollestelle a. w., blz. 430.
2) A. Hollf.stellh a. w., blz. 431.
3) A. Hollestelle a. w., blz. 439.
4) A. Hollestelle a. w., blz. 459.
5) A. Hollestelle a. w., blz. 444.