42
geval van Schipman met de kerk van Tholen volstrekt geen
o o
unicum is.
In vele plaatsen hebben de Jezuieten een min of meer be
duidende rol gespeeld.
Zoo bijv. in den Bosch, waar in 1556 reeds pogingen worden
gedaan om een Jezuietencollege te stichten. De geestelijkheid was
den Jezuieten zeer genegen. In het eerst ook schijnbaar de Vroed
schap, die hun zelfs een klooster beloofde in 1561 x).
Hiervan kwam echter niets en de ketterij nam toe en de bis
schoppen van den Boscli en Venlo riepen de hulp in van de
Keulsche Jezuieten om de dolende schapen te redden van „gu-
sianisme" 2).
Hetzelfde geschiedde in Nijmegen, waar echter de notabelen,
leden van de Vroedschap, die zich zelf niet vrij van kettersche
smetten wenschten, hen zeer tegenwerkten 3).
Dit zij genoeg ter illustratie. De geestelijkheid begunstigde
meestal de Jezuieten, ja riep hen in het land.
Er blijkt echter nergens van een gewelddadig of wederrechtelijk
indringen van de Jezuieten in de parochie van andere geestelijken.
Voor hen, die mochten hopen in dezen brief bewijsmateriaal
te vinden voor de stelling dat de Jezuieten ongevraagd en door
list de Noord-Nederlandsche Katholieke kerk hebben hervormd
of misvormd, is deze brief een teleurstelling.
Maar hij hoeft het niet te zijn voor degenen, die belangstellen
in de laatste, taaie en heldhaftige pogingen van de partij van
het oude om zoolang mogelijk te- redden en te beschermen de
kerk, die voor de vaderen geweest is de belichaming van het Heil.
Ook aan de strijders voor een verloren zaak past dikwijls een
woord van hulde.
Utrecht, 1926.
1) Rheinische Aktenu. s. w. S 281, 306 en 395.
2) Rheinische Aktenu. 9. w. S 548.
3) Rheinische Aktenu. s. \v. S 255.
Reifeenberg, Ilistoria Societatis Jesu ad Rhenum inferiorem. Col. Agripp. 1764,
fol. I: 46.