IX komt de vraag, of eventueel gevonden voorwerpen in het museum van het Genootschap dan wel elders veilig bewaard blijven. De belangrijkste aanwinst in het verslagjaar is niet geschikt om in de steenenkamer te worden geborgen, n.l. de vluchtberg onder Buttinghe, in September 1925 door Mr. J. Loeff te Kou- dekerke aan het Genootschap geschonken. (42 Are bouwland, genaamd „het Bergstuk", gemeente Grijpskerke, kadastraal bekend sectie F 110. 153, gelegen Westelijk van den Seisweg). De con servator heeft in een persbericht (o. a. Middelburgsche Courant van 19 October 1925) gewezen op de groote beteekenis van deze en de vroegere soortgelijke schenkingen van Mr. J. Loeff, n.l. een vluchtberg te Koudekerke (kad. sectie C no. 340) en die bij de tramhalte Boudewijnskerke (gem. Zoutelande, kad. sectie A no. 253). Indien het nog noodig is den zooeven geschetsten opzet van de „steenenkamer" te verdedigen, dan zijn de vluchtheuvels daarvoor een sprekend argument; het is immers terstond duidelijk dat het vraagstuk van hun aard en ouderdom, van hun ontstaan en beteekenis slechts door samenwerking van aardkundige, onder zoeker van oude planten- en dierresten en oudheidkundige kan worden opgelost. Een voorloopig bezoek van den conservator aan Buttinghe leverde reeds aanwijzingen op, dat dit terrein voor het vraagstuk van belang is. Het strand bij Domburg leverde vrij veel aanwinsten op, dank zij verschillende personen, die door hen verzamelde voorwerpen aan ons museum afstonden. Dr. A. E. Remouchamps te Leiden is wederom zoo welwillend geweest de Romeinsche fragmenten te determineeren. Alle in het verslagjaar onderzochte vondsten be vestigden wat den conservator reeds bekend was. De plaats, waar Nehalennia vereerd werd en waar vermoedelijk geromaniseerde bewoners gevestigd waren, ligt thans in zee, een eindweegs buiten de tegenwoordige laagwaterlijn (hoever naar buiten, kan wel licht door nader onderzoek blijken). Er is geen enkele aan wijzing, dat onder het huidige strand of de duinen Romeinsche overblijfselen te verwachten zijn. De scherven van Romeinsch aardewerk, die de laatste 10 a 25 jaren gevonden zijn, waren alle aangespoeld (z.g. losse vondsten). De Nehalennia-altaren en het meerendeel der Romeinsche munten en potscherven, welke sedert

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1926 | | pagina 13