XIII
onbedijkt stuk land af- en toevoert, zooals we ze nog thans
overal tusschen de schorren vinden. Yooral de sterke ebstroom
in de kreken geeft ze dezen Vorm. De sloot langs de oprij-
dreef van Arnestein en de vijvers van die hofstede zijn wel
licht overblijfselen van het oude stroombed. Gezien de breedte
van de Arne, moet deze stroom oorspronkelijk in den tijd
van zijn ontstaan het vloedwater van een groote oppervlakte,
d. w. z. van uitgestrekte schorren hebben afgevoerd. Te eeniger
tijd (wanneer?) heeft men de omliggende schorren min of
meer volledig tegen overstroomiiig beveiligd (ingepolderd)
door de iets hoogere strook grond, die van nature altijd langs
zulk een kreek ligt, tot een kunstmatig dijkje te verlioogen
en te versterken; de kreek werd op deze wijze buitengedijkt
en bleef in open verbinding met het buitenwater. Herinneren
we ons, dat Vierlingh in zijn „Tractaet van Dijckagie" een
doorbraak anno 1530 van de Arnedijk beschrijft (uitgave
1920 de Hullu en Verhoeven p. 329).
Bij de nieuwere inpolderingen wordt zulk een kreek in den
regel bij de monding door den afsluitdijk dwars doorsneden,
blijft eventueel als watergang met een sluis bestaan, maar
komt in elk geval binnendijks te liggen. De conservator her
innert zich geen dijk elders op Walcheren, die de oude
methode van inpolderen vertegenwoordigt en de overgebleven
stukjes Arnedijk zijn (of waren) in zooverre van historische
beteekenis. Deze oude wijze van bedijken is in een zeer oude
periode waarschijnlijk in andere deelen van Walcheren veel
vuldig toegepast en de kronkelingen der oorspronkelijke schor-
kreeken zijn vermoedelijk terug te vinden ten deele in de
tegenwoordige watergangen, ten deele in het bekende, eigen
aardig bochtige verloop van de oude wegen door Walcheren.
Dergelijke denkbeelden zijn reeds herhaaldelijk uitgesproken,
maar een exact onderzoek, mede in verband met het vraag
stuk der vluchtbergjes, is totnogtoe een desideratum gebleven.
Bij de betreurenswaardige afbraak van ,,'t Klooster", het oude
woonhuis van de hofstede „Waterlooze werve" te Aagtekerke
zijn in het museum van het Genootschap geborgen: