xxvi BIJLAGE IV tot het verslag der Commissie voor Zeeuwsche Folklore. Verslag betreffende een enquête inzake het dragen van Zeeuwse li costuum door schoolkinderen op Walcheren en Zuid-Beveland. Ten einde een inzicht te kunnen krijgen omtrent het (nog) voorkomen der Zeeuwsche dracht onder de bevolking van het platteland heeft de Commissie een vragenformulier gezonden aan de hoofden van 99 scholen op Walcheren en Zuid-Beveland, gevestigd in de dorpenvoor de overige deelen van Zeeland, waar het landseigene costuum reeds geheel of bijna geheel, en zeker bij het opkomende geslacht, is uitgestorven, scheen zulks volmaakt over bodig t). Het ligt in de bedoeling deze enquête op geregelde tijden, b.v. na verloop van 5 jaar, te herhalen, ten einde zoodoende een overzicht te kunnen krijgen van het stationnair blijven dan wel het afnemen toenemen zal wel uitgesloten zijn van het nationaal costuum door dit deel der Zeeuwsche jeugd. Deze ge gevens hebben uiteraard tnaar een betrekkelijke waarde, maar de door ons ingeslagen weg schijnt de eenige om ten aanzien der Zeeuwsche kleederdrachten de gewenschte cijfer-gegevens bijeen te brengen. Met groote bereidwilligheid gaven de hoofden der scholen aan onzen oproep gehoor; niet minder dan 96 van de 99 zonden de hun toegezonden invullingskaart met de gevraagde inlichtingen terug. Ons ontbreken slechts de gegevens van de bijzondere scholen te Kwadendamine (gem. Hoedekenskerke), Ierseke en Oost- en West-Souburg. Op het resultaat voor het onderzoek heeft het ontbreken dezer gegevens echter wel geen invloed van beteekenis gehad. Bij de bewerking der gegevens bleek al spoedig, dat de enquête voor Beveland niet dezelfde waarde had als voor Walcheren. Deden zich hierbij geen bijzondere moeilijkheden voor en was uit de ingekomen opgaven zeer wel een absoluut en relatief cijfer van het voorkomen der nationale dracht onder de schoolgaande jeugd 1) Ook voor de steden scheen het toezenden der vragenlijst overbodig.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1926 | | pagina 30