XXVII op te maken, voor Zuid-Beveland lag het geval anders. Want terwijl op Walcheren de kinderen, voor zoover zij überhaupt nog op zijn Zeeuwsch gekleed gaan, zulks ook reeds gedurende de schooljaren doen, ziet men, zooals eenige hoofden van scholen opmerkten, thans op Zuid-Beveland het verschijnsel dat de jeugd, althans de vrouwelijke onder de jongens neemt het dragen van het „nationaal costuum" hand over hand af eerst na het verlaten der school tot de gewoonte der vaderen overgaat; slechts de Katho lieken maken hierop een uitzondering. Dit verschijnsel ontsnapt natuurlijk aan onze statistiek1), die dus niet zóó ongunstig is, als zij op het eerste gezicht wel lijkt. Waar echter vroeger ook op Beveland de kinderen in den schoolplichtigen leeftijd op zijn Zeeuwsch gekleed gingen 2), zal men helaas niet mistasten wan neer men aanneemt, dat, met uitzondering van de Katholieken, binnen afzienbaren tijd het schilderachtige Zuid-Bevelandsohe costuum tot het verleden zal behooren. Zijn dus, om bovengenoemde oorzaak, deze cijfers voor de niet-Katholieke bevolking voor de beoordeeling van het dragen van het Zeeuwsch costuum vrijwel onbruikbaar, ten aanzien van de Katholieken spreken zij een duidelijke taal. Yan de 343 meisjes, die op B. K. scholen gaan, dragen nog 297, of ruim 86 pro cent, de Zuid-Bevelandsche dracht; van de 323 jongens slechts 42, of 13 procent 3). Telt men alle leerlingen te zamen, dan zien wij, dat van de 2442 meisjes slechts 420, of bijna 16 procent, van de 2612 jongens maar 62, of bijna procent, het nati onaal costuum getrouw zijn. Maar, zooals reeds is opgemerkt, waarde hebben deze cijfers feitelijk niet. 1) Zie de tabel I. 2) Het hoofd der O. L. school te 's-Heer Arendskerke, constateerend dat var. de 60 meisjes nog maar 1, en bovendien zonder muts, costuum droeg, noteerde in 1909 zeker 90 procent. Yoor de jongensin 1909 nog 25 procent. En de heer D. A. Poldermans, te 's-Gravenpolder, schreef ons: „in vroeger jaren kwamen de meeste meisjes reeds op zijn boersch naar school en bleven op zijn boersch. Later zag men 't meerendeel verschijnen, nou ja, vaak half visch en half mensch, maar regel was, dat ze zoo op 1214-jarigen leeftijd toch op zijn boersch gingen. En nu? Allemaal klames En verder: „Ik heb hier voor me liggen een school portret van 1913 met 15 meisjes, waarbij 11 boerinnetjes". 3) Ook onder de leerlingen der overige scholen kuunen R. K. schuilen, doch dit is niet opgegeven, met uitzondering van Ierseke.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1926 | | pagina 31