14
vertoonde. Velen onzer zullen, van deze twee, de laatste de hoogste
achten.
Vragen wij, stond Bolle aan het einde van zijn leven op het
hoogste punt dier tweede stijging?, dan is het niet gemakkelijk
die vraag te beantwoorden. Maar wel kunnen wij met zekerheid
zeggen: Bolle is te vroeg ontnomen geworden aan het genees
kundig leven te Middelburg.
Waarschijnlijk hebben wij dat bij zijn sterven niet zoo goed
ingezien, maar in later jaren des te duidelijker.
Het geneeskundige leven hier ter stede ging, juist na 1919,
een moeilijke ontwikkeling tegemoet. Hoe dikwijls hebben wij
daarbij onzen decaan gemist.
Ware hij, tot arbeiden in staat, in ons midden gebleven, hij
zou een zeer bijzondere, een centrale vertrouwens-positie, hebben
ingenomen.
Want niemand kon als hij, krachtens eigen doorleving, de zaken
zóó van alle kanten beoordeelen. Iiij was evengoed in staat de
gevoelens der huisartsen te begrijpen als de wensclien der specia
listen hij kon met even veel kennis van zaken bij het vormen
van zijn oordeel zich plaatsen op het standpunt van het Gemeente
bestuur als op dat van het Bestuur der Godshuizen. Daarbij was
Bolle als rnensch en als dokter uitgegroeid boven de macht der
gewone belangen, en genoot hij, èn onder de doktoren èn in de
besturende lichamen een groot vertrouwen.
Ieder, die ook maar iets weet van de ontwikkelingsphase, waarin
zich hier ter stede het geneeskundige- en het ziekenhuisleyen
bevinden, zal begrijpen hoezeer een figuur als Bolle ons ontbreekt.
Natuurlijk, ook hij had den loop der dingen niet kunnen leiden
naar welbehagen; maar in zijn persoon en in zijn persoonlijke
gesprekken zouden heel wat bezwaren hun oplossing hebben ge
vonden of voorkomen zijn geworden.
Tot deze erkentenis te komen, moge voor ons teleurstellend
zijn, voor Bolle houdt het den lof in, waarop heel zijn leven
hem recht heeft gegeven.
Middelburg, 8 April 1926.