16 onleesbaar: „In de jaer on Jan van Eyll Heer tot Geesteren geweest". De wapens zijn, links1) boven van Eyll, ouder van Domburg; rechts zijn zij afgesleten, waarschijnlijk waren het van Gooit en Ruichrok. De andere, bijzonder fraaie zerk herinnert eenigszins aan die van Johan van WitteNHOitSï en Josina van Wees in de kerk te Horst. Twee beelden, die met het onderschrift ongeveer twee derden van de lengte der zerk innemen, stellen voor: een man in harnas met zwaard, naast zijn voeten helm en handschoenen, en eene vrouw in lang gewaad, met aan de schouders opgepofte mouwen, geplooiden halskraag, kapje op het hoofd en ketting om den hals. Beiden hebben de handen op de borst gevouwen, op de bekende wijze, evenals op de zerken van Piiilibert van Tuyl van Serooskerke en van Verus van Cats te Kapelle is te zien. Tusschen de hoofden is een gevleugeld engelenkopje. Boven de beelden is een lijst met boog, een schelp omsluitend, en met het opschrift: „Al ben ick jonck rice sterck und vel- gemoet nochtant moet ich rusten op die doet". Aan beide zijden daarvan een console, waarop een engeltje met zandlooper en doods hoofd. Daarboven een cartouche met in het midden de wapens van Eyll en van Groesbeek; aan weerszijden daarvan spreuken, links „Espoir en Dieu", rechts „Fortune passe". Het inschrift onder de beelden luidt: „A°2) de2) is i Got vstorve der edel erntfesten Jacob van Eil Here to Geisteren Sint Achtenkerk un van de Huis tho Werve erfkemerlinck des Furstedoms Cleve. A° 1574 de 5 February is i Got vstorven edel doclitricke joffr ou Elisabeth Groisbeck j Godt ver op verstentennis" 3). Links en rechts zijn over de geheele lengte van de zerk de zestien kwartierwapens aangebracht, met den naam van het geslacht onder elk wapen. Links: Eil, Goir, Broickhusen, Kessel, Dom- 1) Van den toeschouwer. 2) Dit zijn ongeschonden plekken, met opzet leeg gelaten, om later in te vullen. Daar Jacob van Eïll elders is overleden en hegraven, is dit niet geschied. 3) Vele inschriften op oude grafzerken en -kruisen in Limburg eindigen met: Bidt God voor de zielen, God hebbe de zielen, God trooste de zielen. Iets dergelijks zal ook hier gestaan hebben, in verband met de opstanding; „verstentennis" beteekent vermoedelijk verrijzenis, opstanding.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1926 | | pagina 83