20
De oudste, Jan Burgerhdys, komt als knecht van Hendiuck
van Trier, die omstreeks het jaar 1592 te Middelburg eenigen
tijd als stadsklokkengieter werkzaam is geweest 1het eerst voor
in de Middelburgsche stadsrekening over 1593/94, waarin de huur
van het huis naast den ingang van de Nieuwe Kerk wordt ver
antwoord, die hem voor 2 jadr, verschijnende Bamis 1594,
verschuldigd was 2). Andere posten uit deze rekening betreffen
zijn werkzaamheden 3); van belang is met name de post, waarbij
de betaling wordt verantwoord, gedaan aan „Jan Borgeroys,
clockgieter, over dat hy met zijn volck ende zone gewrocht hebben
den tijt van 19 dagen." Die zoon zal vermoedelijk de Evert
Bürgerjiuys zijn, die hem in 1611 en volgende jaren behulp
zaam was bij het vervaardigen van het klokkenspel te Zwolle 4),
maar van wien overigens geen spoor te vinden is 5). De vermel
ding van „sijn volck" is van belang voor de beoordeeling van
Burgerhuys' positie; niet als knecht zonder meer, maar als
„Zwischenmeister" zien wij hem hier optreden. De mogelijkheid
schijnt niet uitgesloten, dat de relatie met Hendrick van Trier
was gesloten te Aken, waar andere Van Triers thuishoorden 6)
klokkengieters met enkele bizonder heden, samengesteld door M. A. Brandts Buijs,
worden op p. 5 gegevens betreffende deze klokkengieters verschaft, vrnl. getrokken
uit deze Voorloopige lijst; door de daarin voorkomende drukfouten zijn deze gegevens
echter, zooals hier nader zal blijken, nog voor verbetering vatbaar.
1) Voor zijn arbeid aan de groote klok van den Abdijtoren, zie H. M. Kesteloo,
Be Stadsrekeningen van Middelburg 15501600 (Archief Zeeuwsch Genootschap,
VII p. 74), en F. A. Hoefer, Aanteekeningen betreffende de klokkenspelen van
Middelburg (Archief Zeeuwsch Genootschap VilI p. 17).
2) Zie Archief Zeeuwsch Genootschap Vil p. 75.
3) Zie Hoefer t. a. p. p. 20, 21.
In 1595 reisde hij naar Delft, om den hamer van de groote klok aldaar te
bezichtigen, zie Archief Zeeuwsch Genootschap VII p. 75.
4) Zie F. A. Hoefer, Het klokkenspel van Zwolle (Bijdragen tot de geschiedenis
van Overijssel XI 2e serie le dl. p. 123 vlg.)
5) Vermoedelijk is dit een zoon uit een eerste huwelijk. In de weesakte van
3 Jan. 1618 (Registers van aanbreng no. 4910) is n.l. sprake van twee minder
jarige kinderen, Cathelijnken, oud 20 jaar, en Jasper, oud 18 jaar; voogd was
o. a. hun broeder Michiel, die toen meerderjarig, dus ouder dan 25 jaar was. Hun
moeder heette Cathelijne Schijns.
6) Zie Lijst van Neder I an dsche klokkengieters p. 25.
Archief 1926. 2