25
liet bedrijf hebben uitgeoefend, stond Joiiannes Burgerhuys tot
de overheid in nauwer betrekking. De Staten-notulen noemen hem
een- en andermaal ,,'s lands geschut- en klokkengieter"; merk
waardigerwijze vermeldt liet register van octrooien niets over hem,
evenmin als liet register van commissiën en instruction In
1651 2) verzocht bij het stadsbestuur evenals zijn beroepsgenooten
elders, behalve een jaarwedde van tweehonderd gulden, bet „four-
nissement" van alle grove gereedschappen noodig voor liet gieten,
en vrije woning bij de gieterijeenigen tijd daarna werd liet
laatste verzoek herhaald, doch afgewezen 3). De beslissing op het
eerste verzoek blijkt niet; vermoedelijk bad hij ook ten aanzien
hiervan geen succes, daar van betaling in de rekeningen niets
voorkomt. Eenige jaren later probeerde hij in ieder geval zijn
geluk bij de Staten; in 1656 vroeg bij om „eenig traktement ofte
beneficie tot subsistence van zijnen dienst" 4), maar ook hierbij is
de afloop van zijn poging ons onbekend gebleven. In 1658 werd
liem door de Staten toegestaan „octroy omme binnen dese provintie
zijn leven lanck geduerende alleene allerley geschut ende clocken
te mogen gieten" op voorwaarde, dat hij „geen meerder prijs of
loon van sijn werken sal vermogen te eyschen, als by de heeren
van den Rade, hem suppliant alvooren gehoort, daerop sal werden
gestelt", terwijl de lijst van „denselven te prescriberen prijs",
aan een ieder bekend zou worden gemaakt 5). Hierdoor sterk,
streefde hij naar vollediger monopolie. In 1663 n.l. kwam in
een verzoek van Johannes Bukgeriiuys dat liet hem verleende
octrooi „sooverre soude mogen worden geampliëert, dat geen nieuw
werck in het lant soude mogen werden gebracht ten respecte van
eenige kloeken, pannen of schijven", welk verzoek echter „om
redenen is gedifficulteert" 6). Maar toen hij, in 1676, klaagde,
dat „eenige andere luyden contrarie het octroy, aen hem vergunt,
1) Volgens medetleeling van den rijksarchivaris in Zeeland d.d. 1 Mei 1925
2) Register ten rade 21 Oct. 1651.
3) Register ten rade Jan. 1652, Febr. 1652.
4) Staten-notulen 13 Ilec. 1656.
5) Staten-notulen 10 Dec. 1658.
6) Staten-notulen 11 Dec. 1663.