26 mede ondernemen alhier kleyne stuckjens en kloeken te gieten", werd besloten daarin „door penalen te voorzien" Terwijl, zooals wij zagen, de oudste Burgeriiuys vlak bij de Nieuwe Kerk woon- en werkplaats had gehad en die van Miciljel mij onbekend is-2), heeft de laatste Burgerhüys het oude reventer der Abdij 3) als giethuis in gebruik gekregen van de stadsregeering. Herhaaldelijk echter rees geschil over het onderhoud, daar de stad beweerde tegenover de groote uitgaven geen voordeel te hebben, terwijl de Staten, die de waag- of balansgelden genoten, niets tot het onderhoud bijdroegen 4). De Staten, wien niet ontgaan was, dat de stad het giethuis „altoos heeft onderhouden en gerepa- reert", waren dan ook over het voorstel der gedeputeerden van Middelburg, te worden ontheven van het repareeren van den oven in het giethuis, of anders het recht van de waag te mogen ge nieten 5), niet bijzonder te spreken; aan de heeren werd verzocht, „hierin noch te willen continueeren, als voor alle tyden is geschied", waartegen de stad echter bezwaar bleef maken 6). Listiger nog deden de Staten in 1675, toen zij besloten te voldoen aan het verzoek van Johannes Burgerhüys tot reparatie van den oven, wanneer de heeren van Middelburg „sullen hebben verklaert geen eygendom ofte eenige andere pretentie te hebben aen het voor noemde giet- of klockliuys" 7). Dat deze opzet echter niet is 1) Staten-notulen 23 Sept. 1676. 2) Het „huysken nevens de poorte van de Nieuwe kereke, aencommende Hans Burgerhuys, clockgieter", zooals het Wijkregister het omschrijft, is na zijn dood in andere handen overgegaan, zoodat zijn zoon Michiel vermoedelijk elders het bedrijf heeft uitgeoefend. 3) Afgebeeld in Smallegange's Chronijck tegenover p. 429. In de eerste helft der 18e eeuw was het gebouw als pakhuis verhuurd aan particuliereu; in het midden dier eeuw werd het ingericht tot hoofdwacht en stal voor de ruiterij. In 1754 werd er wederom een gieterij in gevestigd, toen aan Michiel Everardt en Pieter van JBelzen op zekere voorwaarden het gebruik van het giethuis werd toegestaan; in 1786, toen hun bedrijf een einde had genomen, werd het als bergplaats van mate rialen door de stad in gebruik genomen. In 1864 is het als gymnastieklokaal inge richt, welke bestemming het eerwaardige gebouw nog heeft. 4) Register ten rade 20 Maart 1666, 25 Maart 1673, 1 Juni 1675. 5) Staten-notulen 15 Juni 1673. 6) Staten-notulen 5 Dec. 1673. 7) Staten-notulen 31 Jan. 1675.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1926 | | pagina 93