EEN BIJDRAGE TOT DE KERKGESCHIEDENIS
VAN HET EILAND THOLEN,
door
Mr. Ds. F. O. M. BOENDERS.
Het jaar 1566 was geweest een jaar van opstand. De edelman,
gekrenkt in zijn aloude voorrechten, de burger in zijn rechten,
de Protestant in zijn innigst geloof, hadden geineene zaak gemaakt
en waren besloten zich niet goedwillig te buigen onder het vreemde
juk. Bij hen sloot zich aan de gemeene man, zonder eigen geloof,
zonder recht of voorrecht, maar tuk op verwarring, waaruit allicht
eenige winst kon geboren worden. De strijd ging tegen Spanje
en de inquisitie. Was het echter te verwonderen, dat men de
clericale regeering verwarde met den clerus zelf; dat men geen
onderscheid maakte tusschen Kerk en Staat, die onder Philips II
bijna niet gescheiden waren? Was de koning van Spanje niet
de meest katholieke koning; en waren de nieuwe bisschoppen niet
creaturen van den Yorst?
Bovendien, meer dan redeneering heeft bij de massa invloed
het instinct, dat nu eenmaal het volk schijnt in te blazen, dat
de kerk steeds staat aan de zijde der onderdrukkers.
Hetzelfde instinct, dat heidenen drijft om blanke zendelingen
te dooden, dat het Parijsche gemeen aanhitste bij de September-
moorden, drong in den jare 1566 het Nederlandsclie volk tot
den beeldenstorm. En tegenover dat volk, burgers, edellieden en
ketters, die allen op hun wijze den opstand steunden, stond alleen
de geestelijkheid.