31
Alleen, op een werkelijk „eenzamen post" vooral in kleinere
plaatsen, waar de overheid niet geheel te vertrouwen was.
Het leven der priesters was in dezen tijd geenszins te benijden.
Dikwijls bukten zij voor de macht, maar ontmoedigd waren zij
niet, want naast hen stond de machtige koning, die hen zeker
zou wreken.
Zoo was de toestand in het begin van bet jaar 1567. Al va
is nog niet in het land, maar de geestelijkheid, versterkt in hoop,
roert zich reeds sterker. En het volk, verstomd over eigen ver
metelheid, houdt zich stil.
In dezen tijd verplaatst ons een brief, te vinden in de Hand
schriftenkamer der Leidsche Universiteitsbibliotheek; portefeuille
Vulcanius 85 ii.
De inhoud is als volgt
S. P. Den venerabilis dominus pater Jacobe.
Uwer Eerw. zal ghelieve te weeten dat ic uwen brief ontfanghen
hebbe met eenen brief daer in gesloten, die ic gegeven heb den
secretarius van Hertoghine Aumextiuo op heden den V1 Uen february.
En ghy suit weeten voor een bly tijdinge dat Armentirus onze
saecke hertelic gerecommendeert heeft aan hertoghine, en heeft
soe veel gedaen miden ersten aengaende deze nven predicagie,
die ter Tholen geschvt, dat ons baillu en twee schepenen moeten
compareeren hier in persoon te Bruessel en dat van Coninx wegen
en sal men coritrncteeren als ons baillu en scepenen hier int per
soon syn dat ons deken sal comen bedienen syu curie. Soe hoepe
ic met Gods hulpe dat onze saeken al sulken slaen tot Gods eere
en tot onse schamel ghemeynde rust en welvaert. Dus sal er een
speciael bode van Coninx wegen gesonden worden van Bruessel
ter Tholen en sal den baillu eenen besloten brief geven dat hij
met de scepenen vornoemd moeten ter stont compareeren bij de
Hertoghine.
Aumentirus, secretarius praedictus, heeft mij geseet dat ic u
scrijven sou dat syn soone op reyse is om te comen naer Bruessel.
En seyde mij noch dat hij ons hulpen sal nerstelic in onse saeken,