43
plicht", „Galathea", „Houwelijck" en ook een groot deel van het
eerst veel later opgestelde „Twee en tachtigh jaerigh Leeven" toonen.
aan, dat Walcheren met het wezen van Cats even nauw samen-
geweven is als Oost-Ylaanderen, als het soete land van Waes, met
ons aller onsterfelijken Reinaert.
Wij zullen ons overigens niet begeven in de controvers of Cats
al dan niet een dichter is geweest. Het eindeloos geschrijf pro en
contra is niet slechts onverkwikkelijk maar zelfs vermoeiend en
de vraag lijkt even ondoordacht als b.v. de zoogenaamde kwestie
of de geschiedenis tot de wetenschappen behoort, ja dan neen.
Zonder geschiedenis is de wetenschap onvolledig en als Cats niet
het „ik en weet niet wat" had bezeten, dat den dichter kenmerkt,
dan zou hij stellig niet reeds drie eeuwen lang hebben gesproken
tot het hart van zijn volk. Buskex Huet, die zijne studie aan
vangt met de hatelijkste invectieven tegen den „rijmelaar en kwezel",
wordt door de dialectiek van zijn eigen betoog ten slotte genoopt
Jacob Cats te begroeten als een wettig muzenkind.
Het is en blijft eene hachelijke zaak gebruik te maken van
particuliere brieven, ook al zijn zij driehonderd jaar oud, maar
Cats behoort aan de geschiedenis, niet minder dan Gonst anti jn
Huijgens, Johan de Witt, Maria van Reigersberg en zoovele
anderen, wier persoonlijke correspondentie is uitgegeven, en daarom
moge ook in dit geval onze belangstelling het winnen van ons gevoel
voor discretie. Meer dan eene voorloopige kennismaking met de
brieven is echter thans niet mogelijk. Voor volledige publicatie
komen zij naar onze meening slechts in aanmerking als tevens
de uitgave der elders bewaarde cats-brieven wordt ondernomen.
Wat van Cats' geslacht bekend was staat thans bijeen in ar
tikelen van Prof. Dr. J. Prinsen en Dr. D. A. Felix, opge
nomen in het „Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek",
dl. VJ, kolom 278 vlg.
Cornelis Cats meestoofmeester te Brouwershaven, overleden
1) Zie P. D. de Vos, Kleine bijdrage tot de kennis van de naaste voorouders
en lamilie van Jacob Cats, in: Maandblad van „De Nederlandsche Leeuw," 1919.