70 was, geeft in zijn „Kruydtboek" f1581) verscliillende groei plaatsen in Zeeland op. Omstreeks 1590 leefde te Middelburg Tobias Roels, stads geneesheer. Bekend is zijn „Epistola ad Car. Clusium de certis quibusdam p 1 a n t i s" (afgedrukt in Car. Clusius Historia rariorum plantarum). Hieruit blijkt dat Roels een vrij kundig botanicus was, geheel op de hoogte van de litteratuur van zijn tijd en van die der classieken. Hij behandelt echter uitsluitend Palmen, andere exotische gewassen en naturalia. Over de Walchersche plantengroei wordt geen woord gerept. Yoor zoover ik na kon gaan heeft hij hier over ook niets gepubliceerd. De Codex Vulcanius 101 heeft eveneens slechts geringe beteekenis voor de Walchersche floristiek. Meestal worden exotische of geneeskrachtige kruiden vermeld en hoewel de schrijvers een of andere door hen vermelde plant op Walcheren gevonden kunnen hebben, ontbreekt hiervoor toch elk bewijs. Clusius, hun correspondent, vermeldt in zijn „Rariorum plan tarum Historia" (1601) verscheidene Zeeuwsche planten o.m. Sturmia Loeselii Rchb. Caspard Pelletier (ook wel Pilletier), „hooggeleerd in de medicijnen", schijnt wel de eerste schrijver eener Zeeuwsche (i. c. Walchersche) Plora geweest te zijn. Omtrent zijn geboorteplaats is niet al te veel met zekerheid bekend. Vroeger meende men o.m. uit zijn naam te mogen concludeeren, dat hij uit de Fransche stad Montpellier afkomstig was. Later vinden we meestal Middelburg als geboorteplaats vermeld. Van 1607 tot 1638 ver vulde hij het „Ampt van ordinaris Dokter van het Gasthuis" in welke functie hij door zijn zoon Adriaan werd opgevolgd. Bovendien was Pelletier van 1615 tot aan zijn dood in 1639 Raad en Schepen van Middelburg. Zijn Walchersche Flora: „Plantarum turn patri arum turn exoticarum in 1) Acht brieven van Middelburgers aan Carolus Clusius", door Dr. F. W.T. Hunger; Archief van het Zeenwsch Genootschap der Wetenschappen 1925, pag. 110133.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1927 | | pagina 152