Hals van een laat-Prankische (z.g. Pfingsdorffer) kruik, ge
vonden nabij den Westkappelschen zeedijk; geseb. v. d. heer K.
van Rooyen Wz. te Westkapelle.
Aanwinsten uit Middelburg:
Drie bodems en drie ooren van Jacobakannen, (grijs, onver-
glaasd, stand ring met knepen); platte bodem en wandfragment van
een bruin verglaasd potje; een ongeschonden middeleeuwsch fleschje,
karafvorm, 9 c.M. hoog, van groen glas met fraai patina; alles
gevonden bij graafwerk in Hotel de Abdij te Middelburg; gesch.
v. d. familie Schlüter aldaar.
Fragmenten van met de ringeloor versierd loodglazuur-aardewerk
en een verglaasde tegel, gevonden in een oude grachtbedding bij
het graafwerk achter den watertoren te Middelburg; gesch. v. d.
heer P. de Bruijne.
Overige aanwinsten uit Walcheren:
Een (sterk beschadigde) kan van dun onverglaasd aardewerk
(laat-middeleeuwsch?), gevonden op een diepte van ongeveer 80 c.M.
in bouwland onder Poppekerke, door den heer A. Boogaard,
gesch. v. d. heer K. van Rooyen Wz. te Westkapelle.
Zg. reuzenmoppen, aan alle zijden groen verglaasd, van den
bouwval van het kasteel Nieuwerve bij Ritthem.
Een fraaie ongeschonden baardman-kruik, gevonden bij het
verbreeden van een sloot bij Ritthem aan den weg naar de Zuid
watering; verworven door bemiddeling van den heer B. J. de Meij.
Een groote gevelsteen met opschrift: „1749 Den 6 Maart
hebben aan dese molen de eerste steen gelegt David Jacobus
Bastiaan en Pieter van de Coppello", gesch. v. d. heer A. Moens
te Nieuwland. Deze steen, met liet opschrift in den grond liggende,
heeft tot 1927 als stoep gediend en is blijkens ingewonnen in
lichtingen afkomstig van de afbraak van de Zaagmolens bij
Nieuwland. Deze zijn tusschen 1722 en 1750 ten getale van 8
in den Zaagmolenpolder gebouwd door de Sociëteit der geoctrooi
eerde Zaagmolens en Houtnegotie te Middelburg, in welke onder
neming Bartholomeus van de Coppello (of een vader en zoon
XIV