123 grondslagen afkomstig zijn). Het zal dan ook wel een vergissing zijn, dat Dr. A. A. Beekman in zijn reeds vermelde Gescliiedk. Atl. van Nederl. Zeeland in 1300, geen kerk te Nieuwlande aanduidt. De hiervoor vermelde afmetingen der kerk doen vermoeden, dat Nieuwlande eertijds een welvarend en volkrijk dorp is geweest. Ermerins zegt op dat punt: voor den vloed van 5 No vember 1530 was dit dorp neeringrijker, dan Tliolen in 1555 was". (Jac. Ermerins, Eenige Zeeuwsche Oudheden, enz. Dl. 7, Middelb., Wed. Willem Abrahams, 1793, bl. 114). De geleerde en betrouwbare geschiedschrijver geeft voor deze stoute uitspraak geen bewijsplaatsen op, zoodat we zijn bewering moeten laten voor wat ze is. Meer houvast biedt het aandeel, dat de Nieuw- landsche kerk in 1404 moest betalen aan den Dom te Utrecht in de zgn. „Reportationes Ecclesiarum", n.l. 3 XV s., een som, die door slechts enkele dorpskerken in Zuid-Beveland wordt overtroffen en dus wel eenige aanwijzing geeft voor den welstand der parochie. (Zie Joosting en Muller, bronnen voor de Ge schiedenis der Kerkelijke Rechtspraak in het Bisdom Utrecht in de Middeleeuwen, 's-Gravenhage, Nijhoff, 1906, le Afdeeling, Dl. I, p. 104). In dit werk wordt op p. 44 Nieuwlande eveneens genoemd, doch er is daar een sterke verwarring met de kapel in de Hinkelen- of Onse Vrouwen Polder, die onder Kruiningen behoorde. Het is niet bekend aan welke(n) heilige de kerk van Nieuwlande was gewijd. De bronnenpublicatie van P. M. Grijpink, Register op de parochiën, altaren, vicarieën en de bedienaars, zooals die voorkomen in de Middeleeuwsclie rekeningen van den Officiaal des Aartsdiakens van den Utrechtschen Dom, (Amsterdam, C. L. van Langenhuysen, 1914), Dl. I, pag. 96 t/m 100, bevat een opgave van de altaren, welke in de kerk werden aangetroffen, namelijk: Jacobus Major en Minor, Oornelis en Philippus; de Maagd Maria; Nicolaas en liet Heilige Kruis. Vicarieën worden niet genoemd, terwijl evenmin bekend is of er buiten de kerk

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1928 | | pagina 187