XVI wijlen Joh. Winkler te Haarlem in handen, gedateerd November 1899, die zich daarin „bezitter noemt van een paar Zeeuwsche oudheden, door een boerenarbeider uit den grond gedolven in het zoogenaamde verdronken land van Zuid-Beveland, ongeveer ter plaatse, waar oudtijds de stad fteimerswaal lag". Hij schrijft verder: „Het eene is een koperen mansvingerring, waarop een huismerk en een paar letters gegraveerd zijn, het tweede een took van een hoofdbeugel (oorijzer) van zilver, van zeer ouden vorm. Uit zulke tooken hebben zich in verloop van tijd de hedendaagsche groote gouden (of verguld koperen) tooken, (zoogenaamde „stikken") aan de hoofdbeugels der Zuid-Bevelandsche boerinnen ontwikkeld". De heer Winkler was voornemens beide zaken aan de verzame ling van het Zeeuwsch Genootschap aan te bieden. Dit schrijven heeft mij tot nader onderzoek geleid. Ik vond o. a. in de belangrijke beschrijving van Joh. Winkler over het oorijzer in „De Oude Tijd" jaargang 1871, bl. 176, het merkwaardige oorijzerknopje, op de ware grootte afgebeeld. De schrijver wijst op het aanwezig zijnde gaatje in het knopje, waarin een hanger of ander sieraad kon worden gestoken, zooals dit in Zeeland gebruikelijk is. De drie tamelijk groote gaatjes aan het begin van den beugel dienden om het oorijzer aan de muts te bevestigen. Joh. Winkler meent hierin den oorsprong, den vorm en de versierselen der latere knoppen te hebben gevonden. De Conservator der Steenenkamer heeft inderdaad beide voor werpen in de onder zijn beheer berustende verzameling aangetroffen hij was zoo welwillend het tookje aan de afdeeling voor Zeeuwsche kleederdrachten af te staan, daar het uit een historisch oogpunt, in deze afdeeling met betrekking op de ontwikkeling van het oorijzer van groote beteekenis is. Dit kleine, bewerkte oorijzertje, niet grooter dan één c.M., door den heer Winkler „een tookje" genoemd, is van geheel anderen vorm dan de bekende oudste opstaande plaatjes, 16 m.M. hoog, uit omstreeks 1800, waarvan twee exemplaren op het Museum aanwezig zijn. Mogelijk zijn deze er aan ontleend. Het interessante

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1928 | | pagina 20