7 SPELLING. Hoewel er meermalen stukjes tekst verschijnen in een of ander Zeeuwsch dialect, kan men van eenheid in spelling niet veel bespeuren. Meestal wordt zelfs geen rekening gehouden met den eersten eischVoor iederen klank een letterteeken. We hebben getracht de spellingkwestie als volgt op te lossen De korte a, e, i, o, u worden, waar noodig, aangeduid als a, b, li. De gerekte ie, voorgesteld als ie liehen (liegen). óe óest (oogst). rópe (raap). 1 pile (paal). bede (bed). u kuren (wandelen), (ongeveer als fr. coeur). êe vlêesch (vleesch). óo hröot (groot). au krauwen (krabben). In alle gevallen, waar de g als h wordt uitgesproken, is ze door een h aangeduid. Verder spreke men den tekst uit als 't beschaafd Nederlandsch. De ij in: eerlijk, klinkt dus als een stomme e, de z in: Ik zie je wè, klinkt als s, enz. uit pot, uit pit, uit pet, u uit put, tweeklank ieè, oeib v jj

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1928 | | pagina 69