22
hooren bij de Zondagsche kleedij der boeren en worden
gedragen in den bovenrand van de broek,
b r o k k e. Kip, die kuikens heeft, kloek.
b r o. Bureau. Alleen voor het meubel van dien naam. In de
beteekenis van kantoor is de uitspraak: beroo.
bröodsuker. Gewone suiker. Dit schijnt er op te wijzen
dat hier veel „sukerstuten" gegeten worden.
Felix Timmermans geeft: Liezeken is met, een vriendinneken
om een pond broodsuiker voor de rijstpap geweest,
b r u i 1 e 11 (ook brullen). Huilen. Bruilen is eenigszins triviaal
en wordt alleen gebruikt als men over schreiende kinders spreekt,
't Gewone woord voor huilen is: schreeuwen,
bruin. Alleen ineen bruin leven, een gemakkelijk, een lui
leven.
b u 11 e. Rond en dik stuk hout, gemeenlijk deel van een niet
te dikken boomstam. Aa je benauwd bint dat de wihen achteruut
lópen za, leit dan een bulletje achter 't wiel. (Zie de Bo:
Die boom heeft gheen takken, maar alle de blaeren spruyten
uit het bul). In 't Vlaamsch dus onzijdig, hier vrouwelijk.
In 't meervoud gebruikt beteekent bullenkleeren, of in
't algemeen goederenPak je bullen bie mekaren,
b u 11 e h e n. Ingewanden, vooral van dieren. (Het woord balg,
dat hier onbekend is vermeldt de Bo als buik van koe, paard
of zwijn).
bulslag. Beursch. Hooi nie sö mie d'appels Dingna, be-
dêemend bin z'alemille bulslag.
t burherrecht. Wanneer een meisje „verkeert" met een
jongen uit een andere plaats, moet die laatste aan de jongelui
uit de woonplaats van zijn uitverkorene volgens het gewoonte
recht een kleine som gelds betalen (f 1 a f 2), waarmee
hij het burgerrecht van deze woonplaats heeft verkregen.
Deze gebeurtenis speelt zich meestal af als volgt: De „jonge
jongers," die het burgerrecht willen „lichen" (zij zijn meestal
met drieën of vieren), koopen bij voorbaat een flesch brandewijn.
Daarmee gewapend zoeken ze het paar op, soms bij de bruid
aan huis, maar meestal op de wandeling. De gewone aan
spreking is: „M'ên chóoren daa je Krunegschen burher worren