30 22 Juni 1588 (R.G.P. 51, blz. 197) beginnen >de klachten van Holland over de Zeeuwsche eigenmachtigheden een be slister karakter aan te nemen. Het eischt, dat Zeeland zich onthoudt van de licenten van de goederen uit Holland op den vijand gevoerd, die in Holland behooren ontvangen te worden en ten bate harer admiraliteit gebracht. ,,De Gede buteerde van Zeelandt hebben heure onschult gedan ende „verclaert, dat die van Hollandt selver in gebreke zijn". 17 Mei 1589 (R.G.P, 51, blz. 549) beklaagt Holland zich over eigenmachtige wijziging van het placcaat van 24 April 1586, niet alleen t.a.v. de uit Holland komende, in Zeeland overgeladen goederen, maar oo"k over de opwaarts gaande. Maar het is eentonig, als de geschiedenis van Saidja - „die van Zeelant en hebben daarinne niet geconsentert." 21 Sept. 1589 (R.G.P. 51, blz. 578) vertoonen de Zeeu wen hunne bezwaren en wordt tot afvaardiging der reeds eerder genoemde deputatie besloten. 16 Nov. d.a.v. (R.G.P, 51, blz. 584) verklaren die van Zeelandt over ,,de beweerde „nieuwigheden" alles gezegd te hebben, wat zij op 't hart hebben, en de discussie over de resolutie door de Statan- Generaal te nemen aan de gewone (ordinaris) gedeputeerden van Zeeland over te laten. Den volgenden dag gaan die ordi naris Gedeputeerden nog verder en verzoeken den Gedepu teerden van Gelderland, Utrecht en Friesland, om Holland te vragen de nieuwigheden af te schaffen, waar tegenover Hol land verzoekt, dat de Staten van Zeeland zich zullen gedra gen aan de bestaande ordonnantiën en placcaten op het stuk der convoyen en licenten. En werkelijk verklaren het is met eenige verbazing dat men zulks leest, -de Gedeputeerden van Zeeland, dat zij er genoegen mee nemen, dat de placcaten nageleefd zullen worden, mits alle afwijkingen daarvan worden afgeschaft in alle provinciën. In hoeverre het hun ernst was met die verklaring, zal het vervolg leeren Er zal nu worden uitgemaakt, of Holland dan wei Zeeland gelijk heeft t.a.v. de gerezen geschillen. Reeds den 18den Nov. (R.G.P. 51, b'lz. 363) moeten Gel derland, Utrecht en Friesland daarover oordeelen. Zeeland beweert bovenmate door Holland bezwaard te worden en ver zoekt ,,'t zelve als een nieuwigheid afgedaan te worden". Holland ontkent nieuwigheden te hebben ingevoerd en con-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 100