32 door de Zeeuwen, waarop 8 Febr. (R.G.P. 55, blz. 429) raadsheer Teelinck wordt afgevaardigd om de Zeeuwen te overtuigen ,,af te do-en van de vermindering op eigen gezag". 27 April schrijft deze uit Middelburg, dat de vermindering ten deele zal worden geregeld H.H.M. schrijven feïügT dat alle verminderingen zullen moeten worden opgeheven uit een brief van Teelinck van 20 Mei mag men de hoop dis- tilleeren, dat een en ander, althans tijdelijk, nog geschikt zal worden, te meer waar hij, 1 Juli (R.G.P. 55, blz! 442) teruggekeerd, door de Staten-Generaal wordt bedankt voor zijn devoir. De vreugde was echter van korten duur. 18 Sept. (blz. 688) is er alweer een klacht van het Col!. Superintendent betreffende het verminderen van het licent op de'wol. De convoymeester in Zeeland krijgt een standje, dat hij dit niet heeft berichthij heeft alle Officieren -der c. en 1. in Zeeland te gelasten, zich te houden aan de placcaten. Dat schijnt te hebben geholpen. 26 Nov. (blz. 694) vragen de Zeeuwen alleen, of de Sta ten-Generaal o.a. de verlichting van het licent op de wol wil len goedkeuren. Maar dan voelen H.H.M. zich. Zij be richten, dat de lijst eerstdaags veranderd zal worden en dan op Zeeland's belangen zal worden gelet, maar Zeeland zich tot zoolang aan de placcaten heeft te houden, ,,sonder yet ,,daertegen te innoveren." Doch het leek er niet naar, dat Zeeland zich volgens den wil der Staten-Generaal zou gedragen. Het College Super intendent ging in 1593, zooals wij gezien hebben, wegens gebrek aan medewerking van Zeeland ter ziele en de Zeeu wen gevoelen zich vaster dan ooit te paard. De conflicten vermeerderen ieder jaar, tot eindelijk in 1595'97 de ver houdingen een ernstig aanzien krijgen. De sterke man van Holland. Johan van Oldenbarneveldt, doet ook in de Staten- Generaal zijn stem hooren. In Juni 1595 (R.G.P. 57, blz. 566) worden de Gedeputeerden van den Raad van State af gevaardigd naar Zeeland, om te trachten, de geschillen bij te leggen. Zij noodigen Oldenbarneveldt uit mede te gaan, omdat, gelijk Van Cuyck, advocaat van Utrecht, op wiens 1) Dit is het door Zeeland in den Raad van State benoemde lid, dat vóór de troebelen van 1596 begonnen, is overleden en over wiens ver vanging in dat jaar uitvoerig in de Staten van Zeeland is gehandeld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 102