43 van beslissingen van de Staten-Generaal, die inbreuk maken op de gewestelijke zelfstandigheid wordt verweten en her haald, dat zoodra Holland de nieuwichheden heeft afgedaan, zij nieuwe afgevaardigden zullen zenden. In April 1597 (blz. 559) loopen de geschillen nog onver poosd voort, zoo zelfs, dat de Raad van State compareert en de Heeren Staten-Generaal vermaant, om toch een uitweg te vinden en doen daartoe verschillende middelen, o.a. zijn tusschenkomst, aan de hand. De andere provinciën zonden toen een deputatie naar Zeeland om zich als middelaars aan te bieden en Maurits' tusschenkomst wordt door de Staten-Generaal ingeroepen. De Zeeuwen zien blijkbaar in, dat het niet mogelijk is, vat op hen te krijgen en verklaren nogmaals niet te zullen komen, tenzij Holland eerst de „nieuwichheden" afdoet. Holland be looft dit ten leste door Maurits' tusschenkomst, Not. v. Zee land, 22 Mei 1597, blz, 246) t) en de gevolmachtigden kwa men (30 Mei 1597, Not. Zeeland, blz. 2512 Niet echter dan na voorzien te zijn van een deugdelijke instructie. Zie het „bewerp" van Pensionaris van Sant van 27 Mei 1597 hiervóór (blz. 42). 1597, De colleges ter Admiraliteit komen onder controle der Staten-Generaal, Zeeland weet echter den invloed van het gewest ten deele te redden. De onderhandelingen beginnen nu opnieuw. Den 12en Juni wordt weer het generaal college geëntameerd men komt evenmin tot een beslissing. Zelfs wordt hier een novum in het Staatsrecht der Unie voorgesteld, om tot een oplossing te geraken beslissing bij meerderheid van stemmen, maar dit voorstel kon geen meerderheid krijgen. Den 14en Jumi 1597 (blz. 516) eindelijk is dan met plura- 1) Deze beslissing werd waarschijnlijk nog verhaast, doordien (Vgl. Net. v. Zeeland 9 Mei 1597, blz. 245) Koningin1 Elisabeth zich met de zaak ging bemoeien en verklaarde, dat zij alleen over de gerezen on- eendgheden te beslissen had. Men 'heeft old queen Bess waarschijnlijk laten praten 2) 5 Juni schreven de Staten van Zeeland intusschen aan baar Gede puteerden in Den Haag, dat zij van het „afdoen (nalaten) der nieuwich- .heden" door Holland nog niet veel hadden bemerkt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 113