44
lifceit van stemmen (men kon dus -daarover zelfs niet tot één
stemmigheid geraken) goedgevonden om het beheer te laten
.aan 5 Colleges, „samengesteld ten deele uit leden uit andere
„provinciën, terwijl de Raden commissie en eed zullen doen
„aan de Generale Staten, zóó dat de Raden alleenlijck zijn
.verbonden aan de Admiraliteit zonder dat zij iemant anders
„zullen dienen gedurende haar dienst."
Zoo kregen de Admiraliteitscolleges „althans eenigszins",
zooals Japikse concludeert, een generaliteitskarakter. De
Zeeuwen opperen ook tegen deze bepaling bezwaren. Zij ver
klaren van hun principalen geen anderen last te hebben, dan
dat ,,'t college van der Admiraliteyt van Zeelant, blijvende
Gecommitteerde Raden van dezelfde provincie, dienen sal
„opte Commissie eedt en de instructie van de Staten-Generaal,
„ende voorts tevreden te wesen, dat uyt d'andere provincie's
„drije raden beneffens denselven wordden gestelt ende ge-
„committeert ende dat d' zelve vooral zullen besoigneren in de
„saecken van der admiraliteyt, zulcks dat deur haire besoigne
„in de particuliere saecken van Zeelandt" (dus als gecommit
teerden gedeputeerde Staten van Zeeland), „die Gene
raliteit ende 't Stuck van den Admiraliteyt niet en sal
„wordden vercort". Zij zijn tegen het zenden van raden uit
-andere colleges in beslissing over dubieuze kwesties zij kun
nen alleen goedvinden, dat over die questieuze zaken vier
Zeeuwsche en drie andere leden zullen delibereeren.
Dit gemaakte voorbehoud was er geenszins een van for-
meelen aard. Vóór de moeilijkheden met Holland begonnen,
bad het in de Zeeuwsche Staten blijkens de notulen van 1596
■een ernstig punt van overweging uitgemaakt, ook hier het
College van de Admiraliteit te scheiden van dat der Gecom
mitteerde Raden, omdat dit toch al met werk overladen was,
Maar als daarover nog niet beslist -is en de troebelen met
Holland een ernstiger karakter aannemen, schrijven de Ge
committeerde Raden een uitvoerigen brief aan de Provinciale
•Staten, er op wijzende, vooral, dat wanneer men dit doet, de
provincie veel minder invloed zal hebben op het stuk der
•convoyen en Jicenten, wat, speciaal nu de Staten-Generaal
zich al meer macht aanmatigen aangaande dit onderwerp, on-
gewenscht is. De Staten zien dat nu ook in, vooral als Hol
land (Deputatie Oldenbarnevelt Jan. 1596) ook om splitsing
vraagt. De eigenlijke instructie (want wat de Zeeuwsche
•gedeputeerden daarover ter vergadering beweerden was niet