45 geheel juist!) luidde dan ook, dat als de Staten-Generaal aanhielden op dit punt, de Gedeputeerden zeggen moesten dat men het daarover in Zeeland nog niet eens was en uitstel deswege moesten vragen. Over het toelaten van anderen in het Admiraliteitscollege van Zeeland hadden zij (zie blz. ,39) wèl last. Desniettegen staande blijkt, dat het Zeeland is geweest, dat heeft tegen gestemd. Paulus toch verklaart, dat dit onderdeel werd goed gekeurd door allen behalve Zeeland, hetwelk verklaarde niet gelast te wezen. Maurits raadde nu, bij wijze van uitspraak, de nieuwe raden slechts een commissie voor één jaar te geven (Gr. Plb. II, blz. 1530). ,,En deze gedwongen schikking", zegt Paulus, blz. 277, ,,is oorzaak geweest van alle die twisten, welke later tusschen. „Holland en Zeeland in admiraliteitszaken zijn voorgevallen." In het Recueil van de Zeezaaken, deel I blz. 206, waar schijnlijk juist om deze reden is alleen opgenomen (met de instructie der verschillende dignitarissen) het in dezelfde vergadering gesloten „accoord tusschen de Provinciën over ..betaling van 's Landts inkomende en uytgaande rechten van „Goederen, de respective provinciën passeerende van 3 Juli „15S7", 'bevattende de regelen van het halve licent en de wederzijasche aanwijzing van collecteurs, controleurs en commiezen. Over de admiraliteitscolleges wordt daarin niet gerept. Provisioneel accoord van 1597. Ook over de andere hangende punten werd dus een accoord getroffen. Het prov. acc. van 3 Juli 1597 maakte aan de geschillen en twisten tusschen Zeeland en de andere zeeprovinciën voorloopig een eind („teneinde alle verschillen „en differenten nopens den ontfangh van de Convoyen en „liceniten ende dat om dezelve geschillen ende differenten te „vereenigen ende beslegten".) (Gr. Plb. Dl. III, blz. 2253) 1) Bijzonderheden zouden bij een generale resolutie worden geregeld (R.G.P. 1597, blz. 584). Gedeputeerden van Zeeland' verklaren t. di. a. „niet gelast te zijn", maar „zullen 't verzoek met alle goed debvoir overbrengen." 25 Juli komen de commiezen-generaal vertellen, dat er eenige tegen strijdigheden zijn, waarop die van Zeeland weer verklaren „gelijck zij „tevoren gedaen hebben" staat er eenigszins ironisch, „dat zij niet en „verstaen, dat eenige verandering zal werdden gedaan tegen het provi sioneel accoord, met gemeijne resolutie bij alle de provinciën aan- „genomen".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 115