51 Zeeland maar steeds bleef beweren boven de andere provinciën verhoudingsgewijze veel te zwaar te zijn belaft. Ook die strijd duurde geruimen tijd. Eerst in 1620 gelukte het aan Mauvits de Zeeuwen te bewegen zich te schikken, echter alleen onder voorwaarde, dat de „acquitten", de kwi tanties, na verificatie door de Generaliteitsrekenkamer aan de Zeeuwsche Admiraliteit zouden worden teruggezonden ,,voor het opmaken eener nieuwe rekening" voor de provin ciale rekenkamer. Er is geen ongeluk, of er is een geluk bij die eisch der Zeeuwen stelt ons in staat, van deze acquitten met bijbe- hoorende stukken wat Zeeland betreft, in het Rijksarchief te Middelburg kennis te nemen, óók, nu door den brand van het Marine-archief die der overige provinciën niet meer kun nen worden geraadpleegd. Die stukken leverden nu aan Becht het belangrijkste materiaal voor zijn dissertatie. Wat de controle door de Algemeene Rekenkamer zélf be treft, zij is ook na 1602 al heel weinig intensief geworden. Om dat te beseffen behoeft men slechts te raadplegen wat onder ,,1645-1648" is vermeld. 16451648, De inordentelijke regeeringe van de Heeren van Zeelandt. Wie de geschiedenis van de Provincie Holland onder de Republiek beschouwt, vindt zich telkens geplaatst tegenover een persoonlijkheid1, die het dn dat tijdvak geldend regiem vertegenwoordigt niet alleen, doch het ook personifieert, die het draagt en verdedigt en waartegen de krachten van buiten zich keeren. Eensdeels zijn het de stadhouders, die op een en ander hun stempel drukken, anderdeels de Pensionarissen Olden- barneveltJohan de Witt, van SlingelandtSteyn) we ko men hen ook bij dit onderwerp telkens tegen, in dubbele rol soms in die van vertegenwoordiger van Holland en van de Generaliteit. Ook Zeeland had bekwame pensionarissen, Van de War- cke, Vosbergen, Roels, maar zij treden nimmer uit de Ver gadering naar voren dm dezen heelen strijd om de convoyen en licenten zien wij nooit een Pensionaris of iemand anders op het eerste plan komen het zijn de Heeren van Zeelandt, aan de spits in den regel die van Middelburg, welke te tarnen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 121